Een jaar eerder zaten vrijwel evenveel hoogopgeleiden tot 25 jaar werkloos thuis: 13,3 procent. Ook onder de hbo’ers en academici tussen de 25 en 35 jaar is de werkloosheid niet echt afgenomen: van 5,8 procent naar 5,7 procent.
Overigens hebben mbo’ers van 25 tot 35 jaar het zwaarder. Van hen heeft 9,1 procent geen werk. Vroeger was het verschil met hoogopgeleiden kleiner.
Vlak voor de economische crisis was minder dan drie procent van de hoogopgeleiden (25 tot 35 jaar) werkloos. Het was een van de argumenten om de basisbeurs af te schaffen: hoogopgeleiden vinden meestal wel een baan en kunnen hun schuld makkelijk afbetalen.
Alleen in het laatste kwartaal van 2014 zag het er iets zonniger uit voor de jongste afgestudeerden. Toen was slechts 10,3 procent werkloos, tegen 13,4 procent in het najaar van 2013. Maar het kan beter. In 2006 was de werkloosheid in deze groep tot 25 jaar bijna de helft lager: slechts 6,3 procent.
De rekenmeesters van het CBS hanteren tegenwoordig een nieuwe, Europese definitie: werkloos is iedereen die minder dan twaalf uur werkt en een baan zoekt voor minstens twaalf uur in de week.