Eén op de vier hbo-opleidingen is goed, bleek in het eerste half jaar bij de onderwijskeuringen van de NVAO. Hetzelfde geldt voor één op de zes universitaire opleidingen. Dat zijn er opvallend veel.
Zesjaarlijkse keuring
De eisen zijn veranderd, legt een woordvoerder uit. Opleidingen worden in de zesjaarlijkse keuring op allerlei onderdelen beoordeeld: de docenten, de faciliteiten, het niveau van de eindwerkstukken enzovoorts. Opleidingen hoeven op minder punten uit te blinken voordat ze ‘goed’ mogen heten.
Tot 1 januari moesten ze op acht van de ‘standaarden’ goed scoren. Dat is bijgesteld naar vijf, zodat opleidingen sneller boven de lat uitkomen. Het afstudeerniveau moet uiteraard – net als voorheen – één van de onderdelen zijn waarop de opleiding goed scoort.
Aangepaste norm
Dus was vorig jaar nog maar één op de tien opleidingen officieel ‘goed’, zowel aan de universiteiten als aan de hogescholen. De norm is aangepast om een onderscheid te kunnen maken tussen opleidingen die alleen maar voldoendes scoren en opleidingen die bijvoorbeeld zes of zeven keer een goed krijgen.
De nieuwe norm geldt alleen voor opleidingen die ‘uitgebreid’ worden gekeurd. Er is ook een beperkte opleidingskeuring mogelijk. Universiteiten en hogescholen hebben dan eerst laten zien dat ze binnen hun muren de randvoorwaarden op orde hebben, zoals de faciliteiten en de kwaliteitszorg. Die hoeven dan niet elke keer beoordeeld te worden. In de beperkte opleidingskeuring is geen verandering aangebracht: op twee van de drie standaarden moeten opleidingen goed scoren, waaronder het eindniveau, voordat ze helemaal goed mogen heten.
De accreditatie van het hoger onderwijs gaat op de schop, kondigde minister Bussemaker een maand geleden aan. Universiteiten en hogescholen mogen experimenteren met ‘instellingsaccreditatie’. Als ze de kwaliteit van hun onderwijs goed bewaken, laat de NVAO hen zes jaar met rust.