Nederland besteedde de laatste jaren zelfs iets meer geld per student dan voorheen, staat in het jaarlijkse rapport van de OESO, een samenwerkingsverband van rijke industrielanden. Daarin was Nederland geen uitzondering. Ook veel andere landen schroefden hun onderwijsuitgaven op.
Buikriem aantrekken
Maar sommige hadden er midden in de economische crisis het geld niet voor, zoals Portugal, Italië, Slovenië en Hongarije. Daar moesten universiteiten en hogescholen de buikriem aantrekken.
De internationale vergelijking kijkt noodgedwongen een paar jaar terug. De meest recente cijfers zijn meestal van 2012, en soms van 2013. Hoe de OECD-landen uit de crisis komen, staat er dus nog niet in. De verschillen zouden in het heden groter kunnen zijn dan toen.
Een internationale vergelijking blijft moeilijk. Zo geeft Duitsland een kleiner deel van zijn welvaart aan onderwijs uit dan Nederland (percentage van het BBP), maar zijn de uitgaven per student toch hoger (omgerekend in Amerikaanse dollars).
Niet elitair
Er zijn allerlei verklaringen voor die verschillen. Het ene land heeft meer leerlingen en studenten dan het andere en onderwijsstelsels komen ook niet altijd overeen. In sommige landen duren alle masteropleidingen twee jaar en zijn opleidingen als het associate degree (tweejarig hbo) gemeengoed. Ook behoren vakgebieden als verpleegkunde in het ene land wel tot het hoger onderwijs en in het andere niet. Soms zijn er van een land gewoon geen goede gegevens beschikbaar.
Toch rijst uit het rapport het beeld op dat het Nederlandse onderwijs er niet slecht voorstaat, vergeleken met andere landen. Relatief veel jongeren behalen hier een diploma en de werkloosheid valt ook mee. Ook is het Nederlandse onderwijs niet zo elitair: vrij veel jongeren worden hoger opgeleid dan hun ouders.