Universiteiten mogen de komende jaren experimenteren met zogeheten ‘studentpromovendi’: die zijn geen werknemer, maar voeren hun onderzoek uit als student. Eigenlijk wilde onderwijsminister Jet Bussemaker die mogelijkheid in de wet opnemen, maar de Raad van State had daar zo veel kritiek op dat ze besloot eerst maar eens te experimenteren.
Hard van stapel
Dat kan, oordeelt de Raad van State in een vandaag gepubliceerd advies, maar de minister loopt wel erg hard van stapel. Ze wil acht jaar lang plaatsmaken voor tweeduizend studentpromovendi en dat vindt de raad er te veel. Als een promotie ongeveer vier jaar duurt zouden vierduizend studenten onder dit experiment kunnen vallen, rekent de raad voor. Terwijl er in totaal iets minder dan negenduizend werknemer-promovendi zijn.
Verder vraagt de raad waarom de minister geen rekening houdt met eerdere experimenten van universiteiten zelf, bijvoorbeeld van de Rijksuniversiteit Groningen. Daarbij is eind jaren negentig de beursstudent al eens een stille dood gestorven omdat talentvolle jonge onderzoekers helemaal geen zin hadden om met een beurs te promoveren.
Randvoorwaarden
Tot slot moet de minister duidelijk maken waar de opleiding van deze studentenpromovendi minimaal aan moet voldoen. Dat doet ze immers ook met bachelor- en masteropleidingen. Bovendien is experimenteren pas nuttig als de randvoorwaarden overal gelijk zijn.
Halverwege oktober is het advies al aan de minister verzonden. Vlak daarna werd duidelijk dat de deadline waarop universiteiten zich konden aanmelden voor het experiment stilzwijgend was verschoven van 1 november 2015 naar 1 januari 2016. Het Promovendi Netwerk Nederland vermoedde dat het uitstel te maken had met kritiek van de Raad van State.
De minister moet nog besluiten welke universiteiten aan het experiment mogen meedoen. De UT is dat wel van plan.