Er zijn maar vier Europese landen waar 25-plussers meer cursussen, nascholing en opleidingen volgen dan in Nederland. Frankrijk verslaat ons nipt. Finland, Zweden en Denemarken steken met kop en schouders boven de rest uit.
Kwijnende deeltijdopleidingen
De hoge positie van Nederland is opmerkelijk, want in de politiek heerst de overtuiging dat we te weinig aan ‘leven lang leren’ doen. Niet voor niets probeert het kabinet de kwijnende deeltijdopleidingen nieuw leven in te blazen.
Bijna achttien procent van de Nederlanders doet aan ‘leven lang leren’. Onder hoogopgeleiden is dat zelfs een kwart. Velen hebben geen keus: zorgverleners en advocaten bijvoorbeeld moeten hun kennis blijven bijspijkeren om hun erkenning te behouden.
Waarschijnlijk blijven nog veel meer Nederlanders leren. Het gaat in deze statistieken slechts om mensen die in de afgelopen vier weken een cursus of scholing hebben gevolgd. Was het langer geleden, dan tellen ze niet mee.
Onderwijssystemen
De cijfers weerspiegelen grotendeels de verschillen in onderwijssystemen, aldus het CBS. In Scandinavische landen volgen jongeren tot zestien jaar algemeen vormend onderwijs en pas daarna kunnen ze naar een beroepsopleiding. Geen wonder dat één op de drie inwoners blijft bijleren.
Duitsland daarentegen kent een Berufsschule voor mbo’ers, waar ze een vak leren en vervolgens aan de slag kunnen. Bij de oosterburen volgt nog geen acht procent van de bevolking bijscholing.
Het gaat in deze Europese cijfers om alle scholing voor burgers tussen de 25 en 65 jaar. Hieronder vallen werkgerelateerde opleidingen, workshops en cursussen in de vrije tijd, aldus het CBS. Maar gewone studenten ouder dan 25 jaar tellen ook mee.