Universiteiten en hogescholen overtreden massaal de wet, schreef het Hoger Onderwijs Persbureau afgelopen mei. Ze waren aan de haal gegaan met het bindend studieadvies. Ondanks een reeks van verloren rechtszaken bleven ze hun eigen regels hanteren.
De Partij van de Arbeid stelde hierover mondelinge vragen aan de minister. Al snel pasten veel hogescholen en universiteiten hun regels aan. Wie dat nog niet heeft gedaan, moet het alsnog doen, staat in de brief van minister Bussemaker.
Opleidingen moeten studenten aan het einde van hun eerste jaar een studieadvies geven. Als de student klaarblijkelijk ongeschikt is voor de opleiding, mogen ze hem wegsturen. Maar ze mogen dit maar op één moment doen.
Veel opleidingen smokkelden hiermee. Eerstejaars mochten bijvoorbeeld naar het tweede studiejaar als ze meer dan veertig van de zestig studiepunten hadden behaald, maar dan moesten ze in hun tweede jaar de hele propedeuse afronden. Anders konden ze alsnog vertrekken.
Dat mag dus niet. Opleidingen mogen maar één keer oordelen: wel of niet ongeschikt. Ze mogen er geen nadere voorwaarden aan verbinden, ook niet als ze zogenaamd een uitgesteld of voorwaardelijk bsa uitdelen. En zelfs niet als ze iemand het voordeel van de twijfel gunnen wegens persoonlijke omstandigheden (denk aan ziekte of de dood van een familielid).
Alleen als een student zo weinig punten behaalt dat een goed oordeel niet mogelijk is (bijvoorbeeld na een verkeersongeval vroeg in het studiejaar), dan mag een opleiding het bsa uitstellen of aanpassen. Ook voor deeltijdstudenten of late instromers mag de opleiding een oplossing verzinnen.
De minister heeft de kwestie onder de aandacht gebracht bij de onderwijsinstellingen. Ze onderstreept dat de uitspraken van onderwijsrechtbank CBHO bindend zijn. Als het CBHO oordeelt dat bepaalde regels tegen de wet zijn, mogen instellingen die niet meer hanteren.