Hoewel kindersterfte in de leeftijd van 0 tot en met 19 jaar de afgelopen decennia flink is afgenomen – 8901 in 1950, tegenover slechts 1130 in 2014 – denkt Gijzen dat systematisch onderzoek dat getal nog verder terug kan dringen. ‘Als een kind overlijdt, zou het wenselijk zijn om de oorzaken en omstandigheden rondom het overlijden systematisch te analyseren’, zegt de onderzoekster.
Weinig zicht
‘Ieder kind dat sterft is er één te veel’, stelt Gijzen. Volgens haar zijn er zogeheten vermijdbare gevallen van kindersterfte waar nog te weinig zicht op is. Zoals zelfmoord onder adolescenten. Ook verkeersongevallen blijven een veelvoorkomende doodsoorzaak. Gijzen denkt dat kennis van risicofactoren kunnen helpen om jongeren voor te lichten.
Naast preventie vindt Gijzen dat organisaties ondersteuning aan ouders na overlijden van hun kind standaard moeten opnemen. Eerder sprak ze uitgebreid met UT Nieuws over haar onderzoek.