Met pensioen! Hoe was het?
‘Het is natuurlijk heel aardig dat de dag rondom mij is georganiseerd. Het spreekt me vooral aan dat het een inhoudelijke bijeenkomst was. Een dergelijke HRD praktijkdag houden we al langer. We brengen dan het bedrijfsleven, studenten en wetenschappers bij elkaar. Ik denk dat ik zelf een representant ben van die twee werelden. Ik stond altijd met één been in de academische wereld en met het andere in de buitenwereld. In mijn afsluitende lezing vertelde ik over de toekomst van mijn vakgebied.’
En, hoe ziet die toekomst eruit?
‘Mijn hele werkzame leven ben ik bezig geweest met de vraag hoe je slimme leertrajecten ontwikkelt. Meer en meer kom ik tot de conclusie dat de affectieve elementen doorslaggevend zijn. Hoe ervaart een individu al die toetsen in het onderwijs? Iemand met een goed stel hersenen komt er meestal wel doorheen. Maar we zien ook mensen – jongeren én volwassenen – die gaandeweg een negatieve leeridentiteit ontwikkelen. Ze komen niet mee, ontwikkelen faalangst, of vallen uit het schoolsysteem. Deze personen komen we weer tegen op de arbeidsmarkt waar we van ze verlangen dat ze zich weer scholen en aan testen onderwerpen.’
‘In deze groep mensen ben ik geïnteresseerd. Mijn pleidooi is dat we als samenleving, en dus als bedrijfsleven en universiteit, iets mee moeten. Zelfsturing is waarschijnlijk de sleutel. Geef het individu invloed op de inrichting en vormgeving van het eigen leertraject en schaf de uniforme toetsing af.’
Wat wil dat zeggen voor de universiteit?
‘De UT krijgt de mensen met goede hersenen. We leiden ze op voor topposities en om leidinggevende te worden. In die rol zijn ze verantwoordelijk, ook voor mensen die niet gemakkelijk het onderwijssysteem doorkwamen. Ik vind dat we daar in ons curriculum aandacht aan moeten besteden. Bereid de studenten voor op die aspecten van leiderschap.’
‘Gelukkig zie je die tendens al. De UvA en de VU werken bijvoorbeeld samen met de Bildung Academie waarin ze een aanvulling op het universitaire onderwijs bieden. In Twente is filosofie belangrijk en is er veel aandacht voor bestuursfuncties en activiteiten buiten de studie.’
Hoe ziet u, vanuit deze achtergrond, het TOM-model?
‘Als een verrijking. Docenten kunnen langer met een student optrekken en hen begeleiden. Het valt of staat natuurlijk met de ontwerpers van de module en de bekwaamheid van de docenten. Maar in principe gaat het om samenhang in expertises en om projectmatig werken. Daar ben ik een groot voorstander van. Het meeste en beste leer je door actief mee te doen in een combinatie van praktijk, cognitieve verdieping en reflectie.’
Het klinkt alsof u nog lang niet klaar bent?
‘Formeel houdt mijn betrekking aan de UT op, maar eigenlijk verandert er niets. Ik blijf me bezighouden met het ontwerpen van leertrajecten. Als adviseur ben ik bij verschillende projecten betrokken en dat loopt gewoon door. De campus verlaat ik de eerste tijd nog niet.’