De Groningse rechtbank veroordeelde Wouter B. vorige week tot één dag cel en 240 uur taakstraf, omdat hij tijdens de introductieperiode zijn voet op het hoofd van een aspirant-lid had gezet. Die jongen zou daardoor een schedelbasisfractuur hebben opgelopen.
Wel of geen bewijs?
Dat is zware mishandeling, oordeelde de rechter. Maar volgens advocaat Tjalling van der Goot is helemaal niet bewezen dat het slachtoffer daadwerkelijk een schedelbasisfractuur heeft overgehouden aan de voet op zijn hoofd. Artsen zouden namelijk geen verlies van hersenvocht uit het oor hebben ontdekt, een symptoom van een schedelbasisfractuur.
Van opzet was al helemaal geen sprake, stelt B., die na zijn veroordeling door Vindicat werd geroyeerd. Zijn slachtoffer zegt dat hij heeft geschreeuwd en dat B. met zijn voet heeft doorgedrukt, maar volgens de advocaat hebben getuigen daar niets van gemerkt.
Fout toegegeven
B. geeft wel toe dat hij fout was toen hij zijn voet op het hoofd van het aspirant-lid plaatste. ‘Een dergelijke handelwijze is incorrect geweest en past niet binnen een introductietijd’, schrijft de advocaat, maar dit ‘morele oordeel’ staat volgens hem los van de strafbaarheid van de actie.
Het hoger beroep vindt plaats in het gerechtshof van Leeuwarden. Waarschijnlijk volgt de zitting in de loop van volgend jaar.