Het is geen verrassing dat maar weinig studenten een eigen auto hebben, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek meldt. De meesten hebben immers een ov-studentenkaart.
Natuurlijk heeft het ook iets met leeftijd te maken. Er zijn bijna geen achttienjarige studenten met een auto voor de deur. En waar ze wonen speelt ook mee: op het platteland hebben studenten vaker een auto (tien procent) dan in stedelijke gebieden (zes procent).
De verschillen tussen de steden zijn wel opvallend. In Nijmegen heeft bijna zeventig procent van de studenten een rijbewijs, tegen vijftig procent van de studenten in Rotterdam. Toch hebben Rotterdamse studenten vaker een auto.
Ook in Leiden hebben de meeste studenten wel een rijbewijs, maar vermoedelijk tuffen zij in de auto van hun ouders rond. Een eigen auto? Die hebben ze in Leiden nog minder vaak dan in Groningen, Maastricht, Utrecht en Amsterdam.
Je zou denken dat studenten geen auto nodig hebben als ze nog bij hun ouders wonen: ze kunnen immers de auto van hun vader of moeder lenen. Maar het omgekeerde blijkt waar: juist de thuiswoners bezitten er vaker een. Het scheelt 45 procent met de uitwonende studenten.