In januari bleek uit inspectieonderzoek dat van de 77 onderzochte instellingen er 34 een wettelijk verplichte gedragscode hebben waarin ze hun keuze voor anderstalig onderwijs verantwoorden. Maar ook als ze die wel hebben, laat de motivering van de taalkeuze soms veel te wensen over. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat instellingen zich op dit punt aan de wet houden, wil de Kamer weten.
Instroom verhogen
De VVD begrijpt dat een van de gronden voor een andere taalkeuze de herkomst van de studenten is. Maar als een opleiding eenmaal anderstalig is, komen er vanzelf meer internationale studenten op af. Dan is de herkomst van de student als uitgangspunt voor de taalkeuze toch – in goed Nederlands – een ‘selffulfilling prophecy’? Hoe gaat de minister erop toezien dat instellingen deze grond niet misbruiken met alleen het doel om de instroom te verhogen?
Meerdere partijen maken zich, net als de onderwijsinspectie, zorgen over het Nederlands van studenten, zeker als zij zowel een Engelstalige bachelor- als masteropleiding volgen. Hoe gaat de minister de Nederlandse taalvaardigheid bewaken, wil het CDA weten en wat wordt de rol van de inspectie en onderwijskeurmeester NVAO?
Streng handhaven
De oppositie is kritischer. De SP wil sancties voor nalatige instellingen en vraagt strenge handhaving van de minister. Waarom heeft het zo lang geduurd voordat de inspectie de nalatigheid van de instellingen in kaart heeft gebracht, vraagt GroenLinks en hoe zit het met de toegankelijkheid van anderstalige masters? Worden bepaalde studenten vaker om hun taalniveau geweigerd dan anderen?
Het antwoord van de minister op deze schriftelijke vragen volgt binnenkort.