Het aantal studenten dat op zichzelf woont is sinds het afschaffen van de basisbeurs gedaald. Vóór 2015 ging ongeveer 23 procent van de hbo-studenten en 63 procent van de wo-studenten uit huis. In het studiejaar 2017-2018 was dat respectievelijk nog maar 11 en 41 procent, aldus cijfers van het CBS. Wo-studenten zoeken vaker een plekje voor zichzelf, omdat zij gemiddeld ouder zijn en omdat de afstand van het ouderlijk huis tot de universiteit gemiddeld groter is dan tot de hogeschool.
Push factor
Ook de thuissituatie speelt mee. Wo-studenten met gescheiden ouders wonen het vaakst op zichzelf, blijkt uit een nog niet gepubliceerde studie in het tijdschrift Demos van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (zie figuur 1). ‘Jongvolwassenen uit niet-intacte gezinnen hebben mogelijk sterkere drijfveren om uit huis te gaan’, aldus de onderzoekers. Zo is de ouder-kindrelatie in deze gezinnen minder sterk en is er vaker ruzie. De aanwezigheid van een stiefouder is een belangrijke ‘push factor’ om te vertrekken.
Hoe complexer de samenstelling van het gezin, des te groter de kans dat studenten op zichzelf gaan wonen. Hebben beide ouders een nieuwe partner, dan gaat 33 procent van de vrouwelijke hbo-studenten uit huis en 22 procent van de mannelijke hbo-studenten. Bij intacte gezinnen is dat respectievelijk 25 en 15 procent (zie figuur 2 en 3). Onder wo-studenten is dit aandeel bij gebroken gezinnen 70 procent (vrouwen) en 59 procent (mannen) tegen respectievelijk 62 procent en 52 procent bij intacte gezinnen.
Drijfveer
De onderzoekers baseren hun conclusies op gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek en de Basisregistratie Personen. De vraag blijft of die gegevens compleet zijn, aangezien de drijfveer voor studenten om hun adreswijziging door te geven is afgenomen sinds het verdwijnen van de basisbeurs. Waar ze voorheen extra geld kregen als ze konden aantonen dat ze niet meer thuis woonden, is die motivatie nu verdwenen.
‘Dat zou kunnen, dat weten we op basis van deze gegevens niet’, reageert UvA-onderzoekster Lonneke van den Berg desgevraagd. ‘Maar ik verwacht dat dat voor de conclusies van dit onderzoek niet veel uitmaakt.’