Rector Thom Palstra opende de avond door zichzelf grootafnemer van Buwalda te noemen. Op zijn eerste werkdag op de UT vond hij namelijk vijf exemplaren van Bonita Avenue op zijn bureau. ‘Uitstekend’, diende de schrijver hem van repliek.
‘In stilte lezen’
Tijdens het interview in de Agora toonde Buwalda zich een gewillig subject voor zowel een diepere kijk in zijn schrijfwerk, als in de persoon Peter Buwalda. De nadruk lag vooral op zijn laatste boek, het dit jaar verschenen Otmars zonen. De schrijver vertelde over de personages in zijn boek alsof het vrienden, geliefden of op z’n minst goede bekenden van hem konden zijn. Vervolgens nam hij gepaste afstand, door zijdelings ook zijn gedachtes te delen over het wanneer opvoeren van bepaalde personages en hoe je daarnaartoe schrijft. ‘Je zorgt dat het mes op dat moment aan alle kanten snijdt.’
Buwaldas gelaagde blik op zaken kwam nog meer naar voren, toen hij na een voordracht uit het boek door een van de interviewers stelde: ‘Ik ben zelf eerlijk gezegd tegen voorlezen. Dit boek is bedoeld om in stilte te lezen.’ En een uur later, aan het einde van het interview, liet hij weten: ‘Praten over dit boek is leuk, het hoort erbij als schrijver. Maar waar het allemaal echt gebeurt, is binnen de 607 pagina’s.’
Perfectionist
Voor de lezers liet Buwalda genoeg stof ter discussie opwaaien. Over de rol van al dan niet aanwezige vaderfiguren, over jaloezie versus bewondering en zijn eigen (‘veel dode in het algemeen’) helden. En over ‘ongewone’ seks en macht, die volgens Buwalda eigenlijk slechts derivaten zijn van een situatie zoals die zich eenmaal ontvouwde in zijn hoofd en op papier voor zijn personages. Buwalda toonde zich ook meermaals op zijn meest perfectionistisch, door de aanwezigen mee te nemen in zijn drang om de wereld die hij in zijn boeken schetst te doorgronden. Dwong hij zichzelf bij het schrijven van Bonita Avenue zich te onderleggen in de wiskunde, was dat bij Otmars zonen vooral in de gehele olie-industrie en in het bijzonder het bedrijf Shell dat een cruciale rol speelt in zijn laatste boek.
Positief toetje
Maar ook niet-lezers kwamen volop aan hun trekken, vooral toen Buwalda begon over zijn tijd in Enschede. Als jonge journalist bij het toenmalige UT Nieuws liep hij menig studentenfeest af. Ook al noemt een personage in zijn laatste boek Enschede ‘een tikje suffe studentenstad’, zei Buwalda zelf vooral gecharmeerd te zijn van Enschede. Sterker nog, hij noemde de stad gisteravond de ‘belangrijkste voedingsbodem’ voor zijn verhalen. ‘Ik studeerde in Utrecht. Het nadeel van die stad is dat je er nooit helemaal zicht op krijgt. Zelfs de letteren-faculteit, die al evenveel studenten als de gehele UT had, voelde voor mij versnipperd en ongedefinieerd. De UT had voor mij een tegenovergestelde charme. Hier werd het behapbaar en daardoor ook des te dierbaarder. Ik beschouw Enschede als mijn studentenstad, een verbetering op mijn studententijd in Utrecht. Een soort positief toetje.’
Absint en Dreft
Extra aandacht was er nog voor – en in de vorm van – een fles absint. Zijn anekdote: ‘In Enschede woonde ik met iemand die monstertjes spaarde, kleine flesjes sterkedrank. Tijdens een slapeloze nacht, ik moest de volgende dag weer werken voor UT Nieuws, wilde ik er één achteroverslaan om toch in slaap te kunnen vallen. Er stond een flesje Pisang Ambon bij, sprekend de kleur van de Dreft waar ik het flesje mee vulde.’ In het boek maakt hoofdpersonage Ludwig een soortgelijke situatie mee, ware het niet met een hele fles absint in plaats van een miniflesje Pisang Ambon. Volgens Buwalda symbool voor ‘een echo die groter is dan de werkelijkheid’. En zo gaf hij nog een tip mee voor ambiërende schrijvers: ‘In feite toont dit hoe je een eigen meegemaakte situatie als schrijver kunt opblazen.’
Aan het einde van het interview en de vragen vanuit het publiek volgde nog een laatste, verkapte tip aan zowel schrijvers als lezers. Als sluitstuk kwam aan bod dat hij voorin het boek Otmars zonen opdroeg aan zijn broer, Mike, als ‘eerste lezer, minstens zo fanatiek als ik’. ‘Ik heb mijn broer bewust vooraan in het boek bedankt, niet achterin. Hoe meer mensen er achterin worden bedankt, hoe slechter het boek.’
Foto gemaakt door Jan Teunis.