Van de medewerkers met een onderzoekstaak aan de universitair medische centra heeft 62 procent een tijdelijk contract. Daartoe behoren ook basisartsen, arts-assistenten en specialisten in opleiding.
Aan de universiteiten heeft 59 procent van de onderzoekers een tijdelijke aanstelling. Dat is overigens ook een hoog aandeel, vergeleken met het landelijke percentage tijdelijke contracten: 27 procent.
Tijdelijk
Het Rathenau Instituut baseert zich op cijfers van de federatie van UMC’s. Die cijfers zijn incompleet, zodat er niet van alle UMC’s cijfers (of goede cijfers) bekend zijn. Wel is het duidelijk dat het ene ziekenhuis veel meer tijdelijke (of: overige) contracten kent dan het andere.
‘Overige’ contracten zijn ook tijdelijk. Het gaat om categorieën als ‘bij wijze van proef’, ‘bepaald werk’ en ‘opleiding’.
Waar de verschillen precies vandaan komen, weet het instituut niet. In de cijfers valt geen onderscheid te maken tussen promovendi, postdocs, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren. De verhouding tussen die functies verschilt per UMC.
Van de medisch specialisten heeft meer dan tachtig procent een vast contract. Dat geldt ook voor het personeel zonder onderzoekstaak. Arts-assistenten en specialisten in opleidingen hebben vrijwel allemaal een tijdelijke (of: overige) aanstelling.