Het kabinet gaat met geld smijten. Om de Nederlandse economie klaar te maken voor de toekomst, heeft het kabinet het Nationaal Groeifonds in het leven geroepen. Maar het fonds roept wel wat vragen op.
Heeft dit iets met de coronacrisis te maken?
Nee. Het kabinet verstookt (ook) miljarden om de klap van de coronacrisis op te vangen, maar dat staat hier los van. Het Groeifonds werd een jaar geleden al aangekondigd. Met investeringen in kennis, innovatie en infrastructuur wil het kabinet het nationale ‘verdienvermogen’ vergroten.
Het geld gaat dus ook naar infrastructuur. Hoe worden de miljarden verdeeld?
Dat is nog niet bekend. Het parlement kan aan de noodrem trekken als het een erg scheve verdeling wordt. Maar een goede treinverbinding of een sterk netwerk van kabels zijn dus ook mogelijke uitgaven.
Activisten en lobbyisten vragen al jaren om extra geld voor onderwijs en wetenschap. Komt dat geld er nu?
Er komt wel extra geld, maar niet zoals de activisten willen. Zij wijzen op de hoge werkdruk en de steeds krappere budgetten. Dat zijn fundamentele problemen. Docenten hebben volgens hen te weinig tijd om hun studenten goed te begeleiden en onderzoekers krijgen vaak nul op het rekest als ze geld aanvragen bij onderzoeksfinancier NWO. Voor die problemen is structureel extra geld nodig. Het fonds doet iets anders. Het fonds financiert speciale projecten die minstens 30 miljoen euro kosten.
Wat voor projecten dan?
Dat is afwachten, maar het moeten in elk geval buitengewone, eenmalige uitgaven zijn die (hopelijk) de economie versterken. De beoordelingscommissie moet kosten en baten tegen elkaar afwegen – ook al zijn die niet tot op de komma na te rekenen. Het gaat ook niet om leningen: het geld vloeit uiteindelijk via hogere belastinginkomsten terug naar de schatkist, is de verwachting.
Maar het geld uit het Groeifonds gaat toch ook naar het onderwijs?
Naar speciale onderwijsprojecten dus. Het kabinet noemt de vernieuwing van het curriculum en ‘gerichtere inzet van digitale hulpmiddelen’, wat dat ook moge betekenen. Minister Wiebes van Economische Zaken trok vorig jaar het nut van schoolvakken als Frans en Grieks in twijfel, en scheikunde uit een boek leren vond hij ook maar ouderwets. Maar hij zit niet aan de knoppen.
Linksom of rechtsom is dit extra geld voor onderwijs en onderzoek.
Dat is waar, dus voor sommige projecten zal nu opeens genoeg geld zijn. Denk aan investeringen in kunstmatige intelligentie of andere disciplines die de kassa doen rinkelen. Maar voor pakweg een onderzoeker in de Koreaanse Taal en Cultuur zal het fonds vermoedelijk minder betekenen.
En zit het bedrijfsleven aan tafel?
Jazeker. Vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zitten in de adviescommissie: de hoofdeconoom van ING, de bestuursvoorzitter van ASML en de oud-bestuursvoorzitter van DSM. Prins Constantijn praat ook mee. Maar de universiteiten en de wetenschap zijn eveneens vertegenwoordigd in de selectiecommissie: natuurkundige Robbert Dijkgraaf, voorzitter Robert-Jan Smits van de TU Eindhoven en rector Rianne Letschert van de Universiteit Maastricht. Gezien de commissieleden lijkt het fonds sterk gericht op bèta en techniek.
En de hogescholen?
Die werken wel veel samen met bedrijven, instanties en overheden, maar in de adviescommissie zitten ze niet.
De samenwerking met het bedrijfsleven werd toch al aangejaagd?
Het is nog een open vraag hoe dit Groeifonds zich gaat verhouden tot andere samenwerkingsverbanden tussen de wetenschap en het bedrijfsleven, bijvoorbeeld in de topsectoren en de Nationale Wetenschapsagenda. De kritiek kun je uittekenen: kunnen wetenschappers wel radicaal vernieuwende wegen inslaan als ze met het bedrijfsleven samenwerken? En aan wie komt de opbrengst van alle innovaties straks ten goede?
Wanneer gaat het fonds van start?
Het kabinet wil de eerste voorstellen begin volgend jaar goedkeuren. Dat is nog net voor de verkiezingen van 17 maart 2021.