De Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit maakten deze zomer bekend dat ze samen met Huawei aan een speciaal laboratorium voor kunstmatige intelligentie werken. Maar intussen ligt de Chinese techgigant wereldwijd onder vuur vanwege mogelijke staatsspionage.
Het leverde opgetrokken wenkbrauwen in de Tweede Kamer op. Is die samenwerking wel zo verstandig en hoe zit het met de academische vrijheid? VVD, D66, CDA, PVV en FvD wilden er tekst en uitleg over. Het kabinet publiceerde deze week een antwoord van 21 pagina’s.
Kansen en risico’s
Centraal daarin staat de hoge mate van autonomie van Nederlandse universiteiten en hogescholen. Volgens het kabinet is het aan de instellingen zelf met wie ze in zee gaan. Wel dienen zij ‘bij elke samenwerking, nationaal en internationaal, een gedegen afweging te maken van de kansen en risico’s die een samenwerking oplevert.’
Maar de vragenstellers zien in dit geval vooral de risico’s. Is het wel verstandig om zo’n besluit aan universiteiten zelf over te laten, wilden zij weten. Moet er niet meer toezicht komen?
Daar hebben we de Onderwijsinspectie en onderwijskeurmeester NVAO al voor, menen de ministers. De sector heeft zich bovendien gecommitteerd aan allerlei codes voor goed bestuur en wetenschappelijke integriteit.
Verbaasd
Daarnaast hebben de UvA en de VU de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen, schrijft het kabinet. Zo krijgen Huawei-werknemers geen toegang tot de netwerken en laboratoria en worden de onderzoeksresultaten van het project in open access gepubliceerd. Ook zijn de universiteiten vooraf in gesprek gegaan met betrokken ministeries, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
Maar juist daarover waren de vragenstellers verbaasd. Waarom keuren al deze partijen de samenwerking met Huawei goed? Omdat zij slechts een adviserende rol hebben, luidt de reactie van het kabinet. ‘Noch voor de AIVD, de staatssecretaris van EZK of de minister van OCW, is er sprake van een formele rol in het goedkeuren of afkeuren van een samenwerking.’
Extra maatregelen
Tegelijkertijd is het kabinet niet kritiekloos. Zo deelt het de zorgen over de ontwikkelingen in Hongkong en over de Chinese onderdrukking van minderheden, mensenrechtenactivisten en andersdenkenden.
Er wordt bovendien gewerkt aan extra maatregelen om ‘ongewenste overdracht van kennis en technologie langs de weg van onderwijs en onderzoek te voorkomen’. Daar horen we in het najaar meer over. Ook minister Van Engelshoven liet eerder al weten dat ze werkt aan een nieuw standpunt over samenwerking met China. Want de zorgen nemen toe. Het Clingendael Instituut waarschuwde deze zomer voor Chinese censuur en beïnvloeding van het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek.
Niet iedereen is pessimistisch. In een woensdag verschenen rapport wijst het LeidenAsiaCentre weliswaar op de risico’s van kennissamenwerking met China, maar ook op het grote belang ervan.