Zelftests maken het mogelijk dat universiteiten en hogescholen hun studenten vanaf 26 april één dag in de week op de campus ontvangen, meent het kabinet, maar die zelftests zijn niet allesbepalend.
Kink in de kabel
Er kan een kink in de kabel komen. Misschien krijgen de instellingen minder zelftests geleverd dan verwacht, of krijgen ze die tests niet snel genoeg bij hun studenten. Het zal de openstelling voor één dag in de week 'niet in de weg staan', aldus vragen-en-antwoorden die het ministerie van Onderwijs op Goede Vrijdag online heeft gezet.
Studenten hoeven de zelftests niet eens uit de verpakking te halen, als ze daar geen zin in hebben. Het gebruik ervan is 'altijd vrijwillig', aldus het ministerie. 'Studenten hoeven dan ook geen bewijs van een negatieve test te overleggen om toegang te krijgen tot de onderwijsinstelling.'
Aan de poort
Dat zei onderwijsminister Van Engelshoven vorig week ook al. De instellingen gaan niet aan de poort controleren of een student (of medewerker) een negatieve test bij zich heeft.
Het fysieke onderwijs blijft op anderhalve meter en het openbaar vervoer mag niet te druk worden. Met of zonder zelftest: studenten kunnen niet allemaal tegelijk om half negen in de bus of trein stappen. De zelftests kosten de schatkist ongeveer een half miljard euro, inclusief de distributie.