De inkt van het onderhandelaarsakkoord was nog niet droog of er klonk al commentaar, onder meer van protestbeweging WOinActie. In de nieuwe cao voor de universiteiten gaan postdocs en tijdelijke docenten er helemaal niet op vooruit, luidt de kritiek.
Er zijn afspraken gemaakt over vaste banen voor ondersteunend personeel, universitair docenten, hoofddocenten en hoogleraren, maar niet voor de groep die nu juist het meest te lijden heeft onder tijdelijke contracten.
De twee vakbondslieden snappen het wel. ‘We zijn er hard mee bezig geweest’, zegt Boersma. ‘Het heeft alleen minder de aandacht getrokken, en dat ligt ook aan onszelf. Die andere afspraken over vaste banen stonden prominent in het persbericht.’
‘Waar we last van hebben’, vult Pechler aan, ‘is het idee dat wij het probleem niet zouden onderkennen. Dat doen we wel, we maken afspraken over tijdelijke aanstellingen die ook voor postdocs en tijdelijke docenten gelden. Maar we krijgen veel verzet van de werkgevers. Daar moeten we ook mee omgaan.’
In de cao staat sinds 2015 een norm voor tijdelijke contracten van hooguit vier jaar voor hoogleraren, universitair (hoofd)docenten, docenten en onderzoekers: het percentage tijdelijke aanstellingen moest dalen naar 22 procent of minder, en dat is inmiddels gebeurd.
Kunnen jullie je de kritiek voorstellen?
Boersma: ‘Jazeker, een postdoc of tijdelijke docent denkt toch: waarom maken ze wel afspraken voor UD’s en niet voor ons? De universiteiten zijn bezig met ‘erkennen en waarderen’, maar ze doen nog geen boter bij de vis. Wij maken in de cao afspraken over onderzoekstijd en ontwikkeltijd voor docenten, maar ik snap best dat ze denken: we moeten maar zien hoe dat uitpakt.’
Er zijn enorme verschillen tussen universiteiten. In Utrecht heeft 90 procent een tijdelijk contract, aan de UvA in Amsterdam is dat zo’n 60 procent.
Pechler: ‘Maar dat ligt niet aan de cao. Wij willen dat er een cultuuromslag komt en wij zijn er voor de rechtspositie. Maar voor een kanteling van beleid hebben we medewerking van de universiteiten en de lokale medezeggenschap nodig. De universiteiten maken allemaal hun eigen beleid, en het aannemen van personeel gebeurt ook nog eens op het niveau van de vakgroep.’
Maar waarom staan er geen harde afspraken over die tijdelijke docenten en postdocs in de nieuwe cao?
Boersma: ‘De onderhandelingen over een nieuwe cao waren fascinerend, maar moeizaam. We wilden deze tussenstap maken om meer vaste banen te creëren. Als we geen cao sluiten, dan staat iedereen in de kou.’
Als de leden het akkoord afkeuren, versterkt dat jullie onderhandelingspositie dan niet?
Boersma: ‘Het zou helpen als we vervolgens massa kunnen organiseren en brede druk kunnen uitoefenen. Maar de weerstand bij de werkgevers is ook groot. Pas op wat je verliest als je het akkoord afkeurt.’
Hebben jullie niet genoeg leden om ‘massa’ te organiseren?
Boersma: ‘We hebben een behoorlijke positie ten opzichte van de werkgevers, maar we zouden natuurlijk een sterkere vuist kunnen maken als iedereen lid is – zeker als ze ook bereid zijn om actie te voeren.’
Zijn docenten daarvoor niet solidair genoeg?
Boersma: ‘Er is zeker wel solidariteit, maar er zijn ook weleens tegengestelde belangen en docenten zijn loyaal naar hun studenten. Het werk stilleggen gebeurt niet één-twee-drie. Daar praten we weleens over, maar dan in verband met de overheidsfinanciering die met 1,1 miljard euro omhoog moet.’
Maar als je de grote onderlinge verschillen ziet kunnen universiteiten toch niet volhouden dat het aantal tijdelijke aanstellingen aan de financiering ligt?
Pechler: ‘Het verschilt zelfs per faculteit. De studentenaantallen zijn gigantisch gegroeid, maar het geld is niet meegegroeid. De universiteiten hebben te weinig geld gekregen en hebben meer docenten nodig. Wat gebeurt er dan als je de beslissing om mensen aan te nemen op het laagste niveau legt? Dan willen de afdelingsleiders met zo min mogelijk geld zo veel mogelijk docenten aannemen. Na vier jaar mogen die docenten vertrekken en dan begint het spel opnieuw. Het is goedkoper, want tijdelijke docenten groeien niet mee met de salarissen enzovoorts. Maar met dat beleid zijn wij het dus niet eens. Het moet veranderen.’
Beide bestuurders hopen dat de leden van hun vakbonden het akkoord toch zullen goedkeuren. Het is volgens hen een ‘eerste stap’ naar meer vaste dienstverbanden.