Waarom vond je het belangrijk om deze open brief te ondertekenen?
‘Ik sta volledig achter de inhoud van de brief. Het is alleen jammer dat ScienceGuide er een zeer polariserende titel bij gebruikte, die geen recht doet aan de inhoud (de titel is afgestemd met de initiatiefnemer van de brief, reageert ScienceGuide-hoofdredacteur Frans van Heest, red.). Nergens staat geschreven dat erkennen en waarderen de Nederlandse wetenschap schaadt. Ben ik tegen? Absoluut niet, ik ben een groot voorstander. Erkennen en waarderen is een radicale stap voorwaarts en een gouden kans om ons systeem de 21e eeuw in te helpen. Maar zoals in veel gevallen komt het niet zozeer neer op het idee, maar op de mogelijke uitvoering. Vandaar dit tegengeluid, voor het eerst in massale vorm en niet slechts in de wandelgangen. Al is tegengeluid een verkeerd woord, want we zijn niet tegen de vooruitgang… Dit is eerder constructief meedenken en de dialoog aangaan op nationaal niveau.’
Waar dreigt het mis te gaan?
‘Er is competitie in het pionieren met erkennen en waarderen. Universiteiten gaan zo’n ontwikkeling zien als een race om de snelste te zijn en het verste te gaan. Daar zit de spanningsboog in. Zo neemt de Universiteit Utrecht meetbare impactfactoren niet meer mee in de evaluatie van haar wetenschappers en beoordeelt ze daarentegen op hun commitment aan open science. Dat was ook de concrete aanleiding voor de brief.
Maar er zijn meer voorbeelden binnen erkennen en waarderen. Bij het aanvragen van een Veni, Vidi of Vici is het cv met cijfers over citaties en publicaties vervangen voor een narratief: een betoog en een toekomstvisie op je onderzoek. Is dat de meest wenselijke manier om de beste onderzoeksvoorstellen gehonoreerd te krijgen? We horen juist verontrustende geluiden uit beoordelingscommissies, die de grootst mogelijke moeite hebben om aan de hand van die subjectieve betogen tot een objectieve beoordeling te komen, in het bijzonder in de medische en exacte wetenschappen.’
Erkennen en waarderen, wat is dat?
Voor wetenschappers die willen stijgen op de carrièreladder telt sinds jaar en dag maar één ding: onderzoek. De concurrentie om onderzoeksfinanciering is moordend en de werkdruk aan universiteiten rijst de pan uit. Universiteiten willen minder focussen op lange lijsten met publicaties in goede tijdschriften. Onder andere goed onderwijs, sterk leiderschap en de impact van onderzoek gaan zwaarder meewegen in de beoordeling.
Zijn er überhaupt wel wetenschappelijke criteria om ‘goede wetenschap’ te beoordelen?
‘Perfecte criteria bestaan momenteel niet, zeker niet op individueel niveau. Het oude systeem met voornamelijk aandacht voor kwantitatieve criteria is verre van perfect. Maar hetzelfde geldt voor zo’n kwalitatief narratief, daar zitten ook vele haken en ogen aan. Een field-weighted citation impact score, die de impactfactor corrigeert per vakgebied, is wat mij betreft het beste middel dat we nu tot onze beschikking hebben. Ook die methode is zeker niet perfect, maar heeft wel waarde en zegt iets.
Wat de recente keuze van de Universiteit Utrecht lijkt te zeggen, is dat meetbare impactfactoren niet perfect zijn en daarom totaal ongeschikt: het mag grotendeels niet meer gebruikt worden. Dit is het kindje met het badwater weggooien en dat lijkt me onwenselijk. Meetbare impactfactoren zijn ooit geïntroduceerd om politiek gemotiveerde keuzes of gebrek aan transparantie in loopbaanbeleid tegen te gaan. Willen we weer terug van niet-perfecte objectieve data naar grotendeels subjectieve motivaties? We kunnen beter kijken welke complementaire criteria – zowel kwalitatief als kwantitatief – het beste zijn om mee te nemen in de transparante beoordeling van academici.’
De open brief deed flink wat stof opwaaien. Onder andere bij erkennen en waarderen-kartrekkers Jeroen Geurts en Rianne Letschert. Heb je begrip voor hun argumenten?
‘Absoluut! Ik ben het volledig eens met hun betoog over het waarom van erkennen en waarderen. Het lijkt echter wel alsof er langs elkaar heen gepraat wordt. Het gaat namelijk niet om de waarom-vraag, maar om de hoe-vraag. We moeten doorwrocht nadenken over hoe we academici beoordelen. Dat is de kern van onze open brief en het is veelzeggend dat een Nobelprijswinnaar, meerdere Spinozawinnaars, publieke figuren, bekende artsen en nota bene ook onderwijsexperts de open brief ondertekenden. Dat laat zien dat de boodschap breed gedragen is. We zeggen: maak van erkennen en waarderen geen levend experiment, maar maak vanaf de start het pluriforme loopbaanbeleid inclusief, objectief en transparant. Dat is uiteindelijk essentieel voor het succes van erkennen en waarderen.’
Jeroen Leijten
Jeroen Leijten is universitair hoofddocent bij de TNW-vakgroep Developmental BioEngineering. In zijn onderzoek ontwikkelt hij mini-organen en weefsels die beschadigde organen kunnen repareren of vervangen. Leijten is lid van De Jonge Akademie en bestuurslid van de Jonge Akademie van Universiteit Twente.
Wat zegt het dat je als enige UT’er de brief ondertekende?
‘Vrij weinig, denk ik. De dag na publicatie zat mijn mailbox vol met steunbetuigingen van mede-UT’ers die deze brief niet voor ondertekening hadden ontvangen. Het heeft vooral te maken met hoe dit soort zaken gecommuniceerd worden en in welk netwerk je je bevindt. De discussie leeft ook op de UT. Het is een belangrijk onderwerp dat ons allen aangaat. Intern hebben we tal van commissies, werkgroepen en denktanks die goed nadenken over hoe wij erkennen en waarderen willen implementeren. Op de UT lijkt de ontwikkeling prima en in alle redelijkheid te verlopen; ik heb hier nog niet van exclusie-gerichte acties vernomen zoals in Utrecht.’
Is die open brief niet vooral preken voor eigen parochie, door mensen die welvaren bij het huidige academische systeem?
‘Zeker niet. Ik kan niet spreken namens alle ondertekenaars, maar de mensen die ik persoonlijk ken zijn voorstander van het algemene concept. Uiteindelijk komt erkennen en waarderen neer op gepersonaliseerd loopbaanperspectief. Juist op dat gebied willen we pluriformiteit creëren, zodat je niet gedwongen wordt om alleen accent te leggen op onderzoek, maar ook carrière kunt maken in onderwijs, leiderschap, of ondernemerschap… Noem maar op. Je hoort iemand die fantastisch is in bijvoorbeeld onderwijs, en daarin carrière wil maken, niet primair te beoordelen op meetbare impactfactoren en publicaties. Maar dat betekent niet dat veld-gecorrigeerde impactfactoren geen relevante maatstaf zijn – naast andere indicatoren en het narratief – voor iemand die primair carrière wil maken in onderzoek. Daarom is het taboe maken van zo’n maatstaf een ongewenste stap: we willen inclusie, geen exclusie.
Uiteindelijk heeft erkennen en waarderen de grootste impact, de grootste mogelijkheden, maar ook de grootste gevaren voor jonge academici. Juist voor hen is het cruciaal dat er duidelijke, objectieve, en transparante criteria komen voor hun carrièreontwikkeling en dat er meerdere tracks voor ontwikkeld worden. Dit moet middels toevoeging van inclusiemiddelen, en niet via exclusiemiddelen zoals het taboe maken van meetbare impactfactoren. Het huidige systeem staat enorm onder druk, mede door de enorme onderfinanciering van 1,1 miljard euro. Dit dwingt academici om een schaap met vijf poten te zijn. En ja, daar willen we allemaal van af. Erkennen en waarderen is een geschikt middel hiervoor, maar alleen als we het goed implementeren met objectieve, meetbare en transparante evaluaties voor elk van de verschillende loopbaantrajecten.’