Wat is het algemene financiële beeld dat naar voren komt in het recent verschenen jaarverslag?
Van Zijl: ‘Uiteindelijk zit er zes miljoen euro tussen wat we begroot hebben en het uiteindelijke resultaat. Dat valt relatief mee als je bedenkt dat we een jaaromzet hebben van bijna 400 miljoen – dus ruim 2 miljoen per werkdag produceren – maar het is toch niet fijn. Ook al kunnen we hier ondanks de omstandigheden wel tevreden over zijn, want anderhalf procent afwijken van een budget is helemaal niet zo gek in het bijzondere jaar dat we achter de rug hebben.
De coronacrisis drukte overduidelijk zijn stempel op afgelopen jaar. Dat zien we financieel niet zozeer terug in de studentenaantallen, wel in nauwelijks reis- en verblijfskosten voor wetenschappers. Vergeleken met 2019 is dat zo’n 6,5 miljoen euro, rekenden we uit. Mede door de crisis, bleven de inkomsten uit tweede en derde geldstromen (onderzoeksprojecten en financiering vanuit bedrijven, red.) flink achter. Er was 87,7 miljoen begroot, maar 79,8 miljoen gerealiseerd.
Wat we ook zien, is dat faculteiten afgelopen jaar ontzettend veel vacatures hebben kunnen invullen (ruim 300 fte is ingevuld) maar dat er desondanks nog ongeveer 50 fte openstaat, wat al snel neerkomt op zo’n 4 miljoen euro. Misschien dat de crisis het werven van internationale medewerkers wat moeilijker maakte, al komt het vooral doordat de praktijk – het invullen van vacatures – altijd wel iets achterloopt op het budget.’
Is het binnenhalen van financiering uit de tweede en derde geldstroom extra onzeker door de crisis?
‘Ik denk dat de grootste onzekerheid vooral bij financiering vanuit het bedrijfsleven zit. Het is afwachten hoe dat zich ontwikkelt, want vooralsnog zien we dat het bedrijfsleven de crisis overleeft. Misschien dat bedrijven na de crisis juist meer nadruk gaan leggen op hun R&D-afdelingen, daar kunnen wij als universiteit op meeliften. Al is dat meer een persoonlijke aanname dan een gefundeerde uitspraak. Voor 2021 verwachten we wel een forse toename van onze tweede en derde geldstroom – een totaalinkomst van zo’n 90 miljoen euro die we ook lijken te gaan halen, al hebben we daar na de zomer pas meer zicht op.’
Komt het coronasteunpakket nog van pas?
‘De UT krijgt in 2021 uit het zogeheten Nationaal Programma Onderwijs zo’n 4,5 miljoen euro extra: anderhalf miljoen voor studentenwelzijn en studievoortgang, een relatief gering bedrag voor lerarenopleidingen en 2,8 miljoen compensatie voor vertraging bij wetenschappers. Daarnaast ontvangen we nog ongeveer 6 miljoen ter compensatie voor de groei in studentenaantallen, de zogeheten referentieraming. Wat we van de faculteiten horen, is dat het extra geld welkom is, maar dat ze het sowieso dit jaar niet op kunnen maken. We zijn niet bang dat we een scheef beeld krijgen op de resultatenrekening – zoals in 2019 bijvoorbeeld wel het geval was – want we hebben de mogelijkheid om een deel van het niet gebruikte geld mee te nemen naar de komende jaren.’
Hoe ziet het financiële plaatje van de UT er verder op de korte termijn uit?
‘De UT heeft de afgelopen tien jaar een heel gezonde financiële situatie opgebouwd. We hebben ook een zekere mate van stabiliteit, met aan de inkomstenkant de rijksbijdrage – de eerste geldstroom – en aan de uitgavenkant voornamelijk personeelskosten. Wat ik wel zie, is dat we als UT wel erg voorzichtig begroten. Met andere woorden: we willen vooral voorkomen dat we iets niet kunnen doen, dus reserveren we geld dat we vervolgens niet helemaal benutten. Maar we zouden eigenlijk veel assertiever kunnen begroten, want we kunnen de vruchten plukken van onze gezonde financiële situatie. We hebben voor 2021 een tekort van 7,8 miljoen euro begroot, nadat we jarenlang in de plus eindigden. Ik hoop echt, en dat klinkt raar, dat we dit jaar een tekort kunnen noteren.’
Voor een bedrijf zou zo’n doelstelling absurd klinken. Waarom is het voor de UT wel op z’n plaats?
‘In principe moet je al als universiteit al het geld dat je krijgt opmaken, niet blijven toevoegen aan het eigen vermogen. Als je kijkt naar de doelstellingen van de UT binnen Shaping2030 en plannen op het gebied van het LTSH (het huisvestingsplan van de UT, red.), digitalisering, ECIU, life long learning… Wil je dat goed aanpakken, dan moet je erin investeren. Daar hebben we het vermogen voor. We zijn altijd geneigd om dat met de rem erop te doen vanuit budgetvoorzichtigheid, maar je moet de rem ook niet te diep indrukken. De ruimte is er nu om assertiever te budgetteren. Ik denk dat dit ook een positief effect kan hebben op zaken als werkdruk en welzijn.’
Op wat voor manier?
‘We groeien hard en nemen veel nieuwe mensen aan. Desalniettemin hebben universiteiten te kampen met structurele onderfinanciering staat de balans tussen onderwijs en onderzoek op gespannen voet en is er veel concurrentie om onderzoeksfinanciering. Ik denk ook dat er een kern van waarheid zit in de voorstelling Mindlab; we kunnen het elkaar nogal knap lastig maken. Als we meer durf tonen in onze begroting, kunnen we vooral meer zekerheid bieden aan medewerkers en bijvoorbeeld sneller vaste contracten aanbieden, zoals ook in de nieuwe cao is afgesproken. Nu gaan we jaarlijks – van faculteiten tot vakgroepen – nog te vaak uit van tegenvallende prognoses, terwijl dan in de laatste twee maanden blijkt dat we in de plus eindigen. Heel herkenbaar en ook wel begrijpelijk, maar eigenlijk is het zonde om zo behoudend over ons budget te zijn, omdat zo’n houding zich helemaal kan doorwerken tot aan een individuele medewerker. Kortom, we hebben de ruimte om te investeren in onze toekomst. Laten we dat – met beleid – doen.’