Medezeggenschapsraden en opleidingscommissies van hogescholen en universiteiten moeten over allerlei belangrijke zaken adviseren en meebeslissen: het onderwijsbeleid en de hoofdlijnen van de begroting, maar ook de besteding van de leenstelselmiljoenen. Hoewel de medezeggenschappers steeds meer op hun bordje krijgen, schiet hun ondersteuning hier en daar tekort, bleek afgelopen najaar uit onderzoek van bureau Berenschot. Ook het overleg met de bestuurders loopt bij sommige instellingen moeizaam.
Niet nodig
De vorige minister, Ingrid van Engelshoven, zag het probleem niet zo. Ruim de helft van de door Berenschot geïnterviewde medezeggenschapsleden was tevreden over de ondersteuning, dus wettelijk verplichte scholingsbudgetten en landelijke minimumvergoedingen voor raadsleden vond ze niet nodig.
Het Interstedelijk Studenten Overleg en de Landelijke vereniging van universitaire medezeggenschapsraden denken daar anders over. Volgens een flink deel van de geënquêteerde medezeggenschappers gaat het namelijk niet goed. Ze hoopten dat het nieuwe kabinet met duidelijke richtlijnen voor instellingen zou komen, maar daar ziet het niet naar uit.
Versterking van de wettelijke rechten is niet nodig, schrijft ook minister Dijkgraaf in antwoord op Kamervragen. Hij laat het aan de instellingen over om samen met de medezeggenschappers te bepalen hoe die het best geschoold en ondersteund kunnen worden.
Weinig animo
Studentenorganisaties hebben de minister laten weten dat ze voor de volgende medezeggenschapsmonitor willen uitzoeken waarom het animo voor het raadslidmaatschap zo gering is. Heeft dat bijvoorbeeld te maken met te lage vergoedingen? Dijkgraaf erkent dat dit een rol kan spelen, maar wacht de monitor af.
Een overzicht van wat instellingen precies uitgeven aan vergoedingen voor medezeggenschappers kan hij niet geven, want instellingen hoeven dat niet te specificeren in hun jaarverslag.