Sinds deze week staat Van Tol aan het roer van De Jonge Akademie, een gezelschap van relatief jonge wetenschappers dat is verbonden aan de KNAW. Ze is van huis uit cognitief neurowetenschapper en zou graag het een en ander zien veranderen in de Nederlandse academische wereld. 'We moeten het accent verleggen', zegt ze. 'Wetenschap is nu eenmaal meer dan opzienbarende publicaties in prestigieuze tijdschriften.'
De Jonge Akademie roert zich al langer in de discussie over het streven naar ‘erkennen en waarderen’ in de wetenschap, Daar gaat u mee door?
'Ja. Natuurlijk zijn doorbraken in de wetenschap belangrijk, maar daar vul je geen hele carrière mee. We willen ook de volgende generatie opleiden, onderzoeksinfrastructuren opzetten, en de wetenschap verbeteren, bijvoorbeeld door een bijdrage te leveren aan open science. Stel dat je software creëert die overal te gebruiken is. Dat is heel belangrijk en tijdsintensief werk dat weer bij anderen voor een doorbraak zorgt. We moeten het samen doen.'
NWO-voorzitter Marcel Levi vergeleek de wetenschap onlangs met topsport. Is dat achterhaald?
'De vergelijking klopt als het gaat om toewijding, uithoudingsvermogen en teamsport. Dat zie je ook in de wetenschap. Maar topsport gaat om van elkaar winnen en dat past niet bij de wetenschap. We moeten ons richten op uitzonderlijke ontdekkingen, niet op uitzonderlijke individuen. We vragen nu een soort allround schaatskampioen als wetenschapper: iemand de goed overkomt in de media, lesgeeft én geweldig onderzoek publiceert.'
Wie valt buiten de boot als je zulke eisen stelt?
'Daardoor kan bijvoorbeeld een goede wetenschapper met een sociale angststoornis niet bevorderd worden, omdat die nog geen key note lecture heeft gegeven voor duizend man. Het is zonde als je talent daarmee weggooit.'
Gaat er zoveel talent verloren in de wetenschap?
'Dat zie je al in de studentenpopulatie. Die is diverser dan de wetenschappelijke wereld, terwijl een divers palet aan perspectieven juist heel belangrijk is voor vernieuwing. Er zou meer ruimte moeten komen voor bijvoorbeeld vrouwen en mensen met een migratieachtergrond.'
Waarom komen studenten uit die groepen niet in de wetenschap terecht?
'Als je, zoals ik, niet uit een academisch opgeleid gezin komt, dan overweeg je een carrière als onderzoeker gewoon niet zo snel. Het helpt als je studenten het idee geeft dat ze zelf ook onderzoeker kunnen worden. Dat begint al in de studiebanken.'
Hoe kwam u zelf toch op het idee om het onderzoek in te gaan?
'Ik raakte echt geïntrigeerd door de wetenshap tijdens mijn afstudeeronderzoek. Nieuwsgierigheid zit wel sterk in mijn familie, en dat past in een wetenschappelijke omgeving. Nadat ik in een verpleeghuis als psycholoog had gewerkt, ging ik voor een promotieplaats. Maar zelfs toen wist ik eigenlijk niet goed wat dat betekent in de academische wereld en welke mogelijkheden er daarna zijn. Ik deed het echt alleen maar uit interesse. En als onderzoeker van motivatie weet ik inmiddels dat dit in je voordeel werkt, want als je iets doet wat je echt belangrijk en interessant vindt, presteer je ook beter.'
Wat voor psychologische inzichten gebruikt u als voorzitter van De Jonge Akademie?
'We moeten beter voor ons belangrijkste instrument, het brein, zorgen; daar wil ik aandacht voor vragen. Er gaat zoveel potentie verloren als mensen thuiszitten met een depressie of burn-out, door te hoge werkdruk of onzekerheid over hun baan. En dat gebeurt heel vaak in het hoger onderwijs. Het is voor ons psychisch welzijn belangrijk dat we ons kunnen richten op dingen die we belangrijk vinden en niet op de hypercompetitie die er nu is in de wetenschap. Dat komt de academische kwaliteit en creativiteit uiteindelijk ook ten goede.'