Sinds de Russische inval in Oekraïne zijn er ook in de academische wereld veel initiatieven om vluchtelingen op te vangen. Maar het ondersteunen van gevluchte wetenschappers kan beter, schrijft De Jonge Akademie, het genootschap van relatief jonge wetenschappers, in een maandag verschenen rapport.
Geringe vraag
Bij vijf Nederlandse universiteiten hebben in elk geval dertien Oekraïense wetenschappers een gastwerkplek of een tijdelijke beurs. Dat aantal is kleiner dan verwacht omdat veel gevluchte wetenschappers hun eigen baan online kunnen voortzetten, vaak met behoud van contract en salaris.
Maar ook speelt een rol dat Nederlandse universiteiten weinig mogelijkheden hebben om gevluchte wetenschappers te steunen. Fiscale regels maken het volgens hen ‘onmogelijk’ om tijdelijke beurzen te verstrekken, staat in het rapport. Ze zijn bang dat de Belastingdienst en de Nederlandse Arbeidsinspectie het werk van gevluchte wetenschappers opvatten als een arbeidsrelatie waarvoor een salaris vereist is in plaats van een beurs.
Universiteiten kunnen zo’n tijdelijke beurs natuurlijk wel geven, zegt voorzitter Marie-José van Tol van De Jonge Akademie. ‘Maar ze vrezen dan het risico dat ze worden beschuldigd van fictief werkgeverschap, en ook de ontvangers van de beurzen kunnen er last mee krijgen. Het is hoe dan ook een grote belemmering voor universiteiten.’
Garantie
De beurzen kunnen volgens De Jonge Akademie beter worden uitgekeerd door organisaties als Scholars at risk NL of Nuffic. De minister van OCW zou dan samen met zijn collega van Financiën en de Nederlandse Arbeidsinspectie de garantie moeten geven dat er geen fiscale consequenties zijn bij het uitkeren van tijdelijke beurzen aan gevluchte wetenschappers.
Daarnaast pleit De Jonge Akademie voor uitbreiding van de Hestia-beurzen van onderzoeksfinancier NWO, voor gevluchte wetenschappers die zich permanent in Nederland willen vestigen.
De aanbevelingen in het rapport gaan over de opvang van gevluchte wetenschappers van alle nationaliteiten, benadrukt De Jonge Akademie. Er moet een landelijk punt komen waar zij en de universiteiten zich kunnen aanmelden.