Drie diploma’s in één keer, dat moet een unicum zijn?
‘Ik heb het even nagevraagd bij mensen van het Bureau Onderwijszaken, zij konden het bevestigen. Je ziet weleens dat mensen twee masters tegelijk doen, maar drie masters en drie diploma’s hadden ze nog niet meegemaakt. Het is me gelukt om de drie masters in vierenhalf jaar af te ronden, met een 8,5 als eindcijfer voor alle drie.’
Waarom besloot je om drie masters tegelijk te volgen?
‘Voordat ik naar de UT kwam, wist ik niet welke opleiding ik wilde doen. Ik vermoed dat die twijfel ontstond door de nieuwsgierigheid die ik van jongs af aan meekreeg. Tijdens het avondeten vroegen we niet hoe iemands dag was, maar waren we gefascineerd over hoe iets werkt. In je pubertijd wil je vervolgens vooral iets doen wat je interessant – of beter gezegd cool – lijkt, zoals de exoskeletten van Boston Dynamics. Ik wilde iets in die trant doen: programmeren was al een hobby, ik vond wiskundige puzzels ook leuk. Maar omdat ik alles interessant vond, koos ik voor twee bachelors: wiskunde en natuurkunde. Dat ging me oké af, maar daarna wist ik nog steeds niet goed wat ik wilde, dus ben ik gaan inventariseren. Natuurkunde was naar mijn smaak iets te veel in het lab, dus koos ik voor een combinatie van wiskunde, Systems and Control en informatica. Opnieuw uit nieuwsgierigheid. En ik dacht: lukt het niet, dan lukt het niet. Dan zijn er altijd nog andere kansen. Maar het is gelukt.’
Hoe bokste je dat voor elkaar?
‘In het algemeen geldt: het is waar je je focus legt. Én je moet het leuk vinden, natuurlijk. Het is heel makkelijk om je af te laten leiden; een praatje hier, een spelletje daar. Je moet heel efficiënt je tijd indelen. En je aan die planning houden, anders loop je het risico dat je planning scheef gaat lopen. Daarnaast is het belangrijk om goede afspraken te maken met je projectgroepjes; ik liet duidelijk weten met wat voor traject ik bezig was en hoe we onze werktijd efficiënt konden indelen zodat ze mijn tijd het beste konden benutten. Daarna hadden ze alle tijd om te ouwehoeren.’
Had je alleen maar focus op je studie?
‘Nee hoor. Ik probeerde de studie binnen de veertig uur per week te houden. Zo zat ik daarnaast bij de computercommissie van studievereniging Abacus, organiseerde ik een symposium en een studiereis en speelde knotsbal bij Slagvaardig. Verder deed ik een bestuursjaar. Door die efficiënt in te delen, kon ik ook nog een minor in Japan doen.’
Wat voor ondersteuning kreeg je vanuit de opleidingen?
‘Vooral heel veel flexibiliteit. Een opleiding kent normaal gesproken natuurlijk een bepaald stramien: je volgt vakken, kiest daarna wat keuzevakken en richt je uiteindelijk op een stage en afstuderen. Ik heb me niet heel netjes aan dat stramien gehouden, maar er werd goed meegedacht hoe ik alsnog aan allerlei leerdoelen en regels zou voldoen. Door de vrijheid was het af en toe wat in het duister tasten, maar de opleidingen hebben zich heel rekbaar opgesteld. Daar was ik erg blij mee. Zo was het bijvoorbeeld ook mogelijk om voor mijn afstuderen een onderwerp te kiezen waarbij alle drie de opleidingen zo goed mogelijk samenkwamen. Zo hoefde ik maar één afstudeeropdracht te doen, in plaats van drie.’
Waar deed je onderzoek naar?
‘Neurale netwerken. Die worden meestal beschouwd als een zwarte doos; je geeft ze data en probeert aan de hand van een algoritme de parameters van het netwerk zo te trainen dat er een bepaalde – vaak gewenste – uitkomst uit komt rollen. Maar wat gebeurt nou precies binnen die zwarte doos? En hoe kun je een neuraal netwerk trainen? Ik keek naar bepaalde functies binnen dat netwerk om de zwarte doos beter te doorgronden.’
Wat zijn nu je plannen?
‘Eerst op vakantie, ik ga met mijn vriendin naar een park in Holten. Even lekker wandelen en fietsen. Twee maanden geleden ben ik begonnen als PhD, bij de EEMCS-vakgroep Mathematics of Imaging & AI. Nee, ik doe niet meerdere promotieonderzoeken tegelijkertijd, haha. In principe richt je je tijdens je PhD op een klein en specifiek onderdeel binnen een vakgebied, maar er is gelukkig alle ruimte om verbredend bezig te zijn. Wat me tijdens mijn opleidingen al opviel was dat vakgebieden erg binnen hun eigen silo’s blijven. Soms wordt aan praktisch dezelfde problemen gewerkt, maar hanteren ze verschillende definities. Terwijl ze als ze samen zouden werken, ze veel verder en sneller kunnen komen. Ik denk dat er best wat mensen zijn die gebaat kunnen zijn bij een bredere blik.’