Vier jaar lang werkte Marijn Scholte als docent op de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. In maart liep zijn contract af, maar een vaste aanstelling bleef uit, want daar moet je volgens de instelling ook onderzoekswerk voor doen.
Scholte solliciteerde vervolgens op een andere tijdelijke functie bij de universiteit. Tot zijn verbazing werd zijn brief terzijde geschoven omdat het volgens de universiteit zou getuigen van slecht werkgeverschap als hij wederom een tijdelijk dienstverband zou krijgen. Het deed Scholte besluiten naar de rechter te stappen voor een vast contract.
Raakt iedereen
‘Er is een brede maatschappelijke discussie gaande achter deze zaak’, constateert zijn advocaat Twan Kersten in de met zo’n vijftig toehoorders goed gevulde rechtszaal. Eén van de docenten die naar de rechtbank kwam om steun te betuigen aan Scholte is Luzia Heu. Zij heeft als universitair docent wel een vast contract bemachtigd in Utrecht. Maar volgens haar heeft iedereen last van de vele tijdelijke contracten. ‘Steeds weer moeten er nieuwe mensen ingewerkt worden. Dat zorgt voor een hogere belasting voor alle docenten’, meent ze.
Ook docent Jasper Steggink volgt de zaak op de voet. Hij zit naar eigen zeggen in hetzelfde schuitje als Scholte. Hij heeft drie contracten in drie jaar gehad en moest ook vertrekken bij de Universiteit Utrecht. ‘Ik wist toen ik begon dat ik een tijdelijk contract kreeg en zag het toen vooral als een mooie kans. Inmiddels zie ik welk systeem erachter zit en merk ik dat dit voor mij een doodlopende weg is’, zegt hij. Steggink hoopt dat de rechtszaak ‘structurele verandering’ teweegbrengt.
Ongewenst systeem
Advocaat Kersten stelt in zijn pleidooi dat de universiteit zich schuldig maakt aan slecht werkgeverschap. ‘Een docent is allang blij dat hij een baan heeft. Zo wordt een ongewenst systeem in stand gehouden.’ Het tijdelijke contract van Scholte doet volgens hem ook geen recht aan het structurele werk dat hij deed. ‘Feitelijk staat vast: er is permanent behoefte aan docenten’, zegt hij.
Sophie Wierenga-Heintz, de advocaat van de universiteit, spreekt tegen dat er sprake is van slecht werkgeverschap. Er zijn volgens haar geen ‘valse verwachtingen’ gecreëerd. Bovendien hoort een schil van tijdelijke docenten volgens haar bij de bedrijfsvoering, want de universiteit moet kunnen inspelen op schommelende studentenaantallen. Ook heeft de instelling tijdelijke vervanging nodig voor vast onderwijspersoneel dat meewerkt aan onderzoeksprojecten.
Gaten vullen
De universiteit is ‘niet bang’ voor vaste contracten, betoogt de advocaat, maar wil ervoor zorgen dat het onderwijs vooral wordt gegeven door universitair docenten (die onderwijs en onderzoek combineren). Andere docenten worden volgens de advocaat alleen ingezet om de gaten binnen die vaste capaciteit op te vullen. De universiteit is van plan om het aantal UD’s uit te breiden, benadrukt ze, waardoor het aantal vaste contracten zal stijgen.
Spijtig
De Universiteit Utrecht kwam gisteren met het statement dat ze het ‘spijtig’ vindt dat een oud-medewerker naar de rechter is gestapt. Ze wil tijdelijke collega’s ‘goed behandelen’, maar zal hen ‘helaas zeker niet allemaal een vast contract kunnen bieden’.
De rechter vat het geschil bondig samen: ‘Is hier sprake van structurele werkzaamheden? De één zegt ‘ja’, de ander zegt ‘nee’. Zo simpel is het recht af en toe.’ De uitspraak volgt op 3 augustus.
Title
© HOP. Bron: Universiteiten van Nederland, WOPI.
Hoogleraren en universitair hoofddocenten hebben bijna allemaal een vast contract, terwijl promovendi allemaal in tijdelijke dienst zijn, net als de meeste ‘overige’ onderzoekers, zoals postdocs. Maar verder zijn er grote verschillen tussen de universiteiten.
Aan de TU Delft heeft slechts 11 procent van de universitair docenten een tijdelijke aanstelling, tegen 60 procent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Juist voor die groep roept minister Dijkgraaf de ‘startersbeurzen’ van 300 duizend euro in het leven, die ze krijgen bij een vast contract.
De spreiding is nóg groter onder de groep ‘overige’ docenten, die geen onderzoek verrichten. Aan de TU Eindhoven heeft maar 29 procent van hen een tijdelijke aanstelling tegen 90 procent aan de Universiteit Utrecht.
Het ondersteunend personeel, waaronder administrateurs en bibliotheekmedewerkers, treft het vooral goed aan de Vrije Universiteit Amsterdam (slechts 11 procent tijdelijk), terwijl de TU Delft op 27 procent uitkomt.
In de nieuwe cao zijn geen nieuwe afspraken gemaakt over de tijdelijke contracten. De partijen starten in september een gezamenlijke studie naar de vraag ‘hoe de contractuele positie van docenten in de volgende cao-periode kan worden verbeterd’, staat erin, ‘waarbij met name ook gekeken wordt naar de mogelijkheid om meer vaste contracten te creëren.’
In de vorige cao stonden afspraken over extra vaste contracten, maar die riepen verontwaardiging op. De overige docenten kwamen er niet in voor en voelden zich in de steek gelaten. Het akkoord dreigde geen goedkeuring te krijgen van de leden, waarop de vakbonden uitlegden hoe ingewikkeld de onderhandelingen waren.