‘We zijn best wel teleurgesteld’, zegt inspecteur-generaal Alida Oppers tijdens een interview over De Staat van het Onderwijs, het jaarlijkse rapport van de Onderwijsinspectie dat vandaag verschijnt. ‘We schrijven dit al voor de derde of vierde keer.’
Al enkele jaren waarschuwt de inspectie dat de Wet op het hoger onderwijs en onderzoek piept en kraakt. Of in diplomatiekere bewoordingen: dat de wet verouderd is. De politiek moet in beweging komen, is de boodschap.
‘De waarschuwing die boven het rapport hangt, is dat we op onze zaak moeten passen’, zegt Oppers. De problemen met taalvaardigheid van studenten, met het toezicht op de kwaliteit van opleidingen, met het broze draagvlak voor de medezeggenschap… Het is allemaal wel bekend. Maar wanneer gebeurt er iets mee?
Neem bijvoorbeeld die kwaliteitsbewaking. In het verleden klonken in de politiek vaak sussende woorden: alle opleidingen in het hoger onderwijs zijn geaccrediteerd door kwaliteitsbewaker NVAO, dus die zijn allemaal in orde. ‘Maar als de opleidingen geaccrediteerd zijn, ben je er dan?’, vraagt Oppers zich hardop af.
Hoopvol
Volgens haar begrijpt minister Dijkgraaf de kritiek wel, want die werkt al maanden aan een omvangrijke toekomstverkenning. ‘Wat wij hoopvol vinden, is dat hij op een fundamenteel niveau wil kijken hoe het hoger onderwijs functioneert. Dat is echt nieuw. We zijn vol verwachting wat het op zal leveren.’
Naast Oppers zit Susanne Rijken, inspecteur hoger onderwijs. Samen onderstrepen ze waarom de Wet op het hoger onderwijs achterhaald raakt. ‘Die stamt uit een tijd dat er nauwelijks internationale studenten waren en dat digitaal onderwijs niet bestond’, zegt Rijken.
Problemen met internationalisering speelden toen nog niet. Bij accreditaties komt dat onderwerp ook niet echt aan bod, zoals er in de kwaliteitsbewaking wel meer blinde vlekken zijn. Er wordt bijvoorbeeld ook nauwelijks gekeken naar de stages, terwijl daar volgens de inspecteurs nog een wereld te winnen valt.
Politieke keuze
En dan zijn er ook nog plannen om die kwaliteitsbewaking meer aan universiteiten en hogescholen zelf over te laten, via ‘instellingsaccreditatie’. Ze moeten dan zelf de kwaliteit van hun onderwijs keuren, terwijl de overheid alleen nog kijkt of ze dat netjes doen. ‘Het is een politieke keuze’, zegt Oppers. ‘Het wordt dan bijvoorbeeld moeilijker om als overheid te zeggen: we willen scherper naar taalbeheersing of internationalisering kijken. Maar als je dat niet zo belangrijk vindt, dan kun je het ook wel aan de instellingen zelf overlaten.’
De politiek schuift sommige onderwerpen – bijvoorbeeld sociale veiligheid en studentenwelzijn – door naar de medezeggenschap. Maar komt het dan in orde? Die medezeggenschap staat óók onder druk, constateert de inspectie. Er zijn maar weinig studenten die weten wat een ‘opleidingscommissie’ is of waar die zich mee bezighoudt. Rijken: ‘Dat hebben we tien jaar geleden ook al geconstateerd. Er is van alles geprobeerd, er is van alles bedacht: hoe krijgen we studenten warm voor de medezeggenschap? En het blijft hetzelfde.’
Dus schrijft de inspectie dat er ‘alternatieve mogelijkheden zijn voor de inrichting van de medezeggenschap, wellicht meer passend bij de huidige tijd’. Misschien moet je denken aan nieuwe vormen van ‘burgerparticipatie’ via digitale oplossingen, speculeert Rijken. Het punt is vooral: het moet eigenlijk fundamenteel anders, want dit werkt niet goed.
Schokkend
Het gaat allemaal niet vanzelf, ziet de inspectie. Instellingen gaan graag verder op de ingeslagen weg. Kijk maar naar selectie in het hoger onderwijs. Die selectieprocedures zijn slecht onderbouwd, meldde de inspectie eerder dit jaar. Eigenlijk doet iedereen maar wat, terwijl opleidingen met selectie wel aan de kansengelijkheid morrelen.
‘Wij vinden dat schokkend’, zegt Oppers. ‘Een van de problemen is dat opleidingen vaak niet nadenken over de gevolgen voor de kansengelijkheid. Wat is de bias in hun procedure? In hoeverre kunnen ze hun keuzes verantwoorden? Dat vinden ze lastige vragen. En ondertussen wordt er steeds meer geselecteerd!’
Moet de inspectie dan niet optreden, als de kwaliteit van het hoger onderwijs onder druk staat? ‘Met De Staat van het Onderwijs houden wij een spiegel voor’, zegt Oppers. ‘Maar wij zijn niet degenen die de problemen kunnen oplossen. Dat moeten de instellingen en opleidingen uiteindelijk zelf doen.’