De alliantie tussen beide onderwijsinstellingen gaat het vijfde jaar in. In september 2019 startten de UT en de VU een gezamenlijke bacheloropleiding Mechanical Engineering, waarbij studenten een deel van de colleges in Amsterdam en een deel op de campus volgt. Sinds deze maand geldt dat ook voor de bachelor Creative Technology. Ook op andere vlakken proberen de instellingen samenwerking te stimuleren. Dat gebeurt al met de gezamenlijke minor Entrepreneurship, de gedeelde mastertrack Sports Data Science en uitwisseling.
Hoog potentieel
Als het aan de Uraad ligt komt daar ook een gezamenlijke bachelor Earth and Geosciences bij. De VU-opleiding zou dan in Enschede aangeboden moeten worden. Als het aan de Uraad ligt krijgt het idee prioriteit, ‘omdat het een hoog potentieel heeft’. Samenwerking binnen de opleidingen Advanced Technology en Industrial Engineering & Management verkeren in een verkennende fase.
Het college van bestuur toonde zich woensdag positief over een gezamenlijke bachelor in de aardwetenschappen, maar voorzitter Vinod Subramaniam maande tot geduld. Het CvB van de VU wacht nog op een nieuwe collegevoorzitter, die per 1 november aantreedt. In het voorjaar van 2024 praten het CvB en de Uraad daarom verder over de samenwerking met de Amsterdamse universiteit.
Kanttekeningen
De Uraad plaatste in maart van dit jaar nog kritische kanttekeningen over de samenwerking. De raad noemde het risico dat talent verloren gaat aan de VU zonder dat een bacheloropleiding aan de UT is verzekerd. ‘En er kan een instroom van studenten zijn die ondersteund moet worden door de infrastructuur van de UT.’ De raad vroeg het college van bestuur om de financiële risico's en kansen van de samenwerking inzichtelijk te maken. Alle plooien zijn begin deze maand tijdens een besloten commissievergadering gladgestreken.
In mei kondigden de UT en de VU aan hun samenwerking in ieder geval tot en met 2030 voort te willen zetten. De ambitie is om over zeven jaar een jaarlijkse instroom te hebben van 800 tot duizend bachelorstudenten. Voor speerpunten in onderwijs en onderzoek moeten er dan vijftien tot twintig gezamenlijke aanstellingen zijn – bij voorkeur gelijk verdeeld – die uit reguliere geldstromen worden gefinancierd.