Dat blijkt uit de personeelscijfers van de universiteiten. Om precies te zijn: vorig jaar was 26,7 procent van de hoogleraren vrouw en nu is dat 27,6 procent.
Na de snellere stijging in de jaren 2017 en 2018 is er nu de klad in gekomen. In dit tempo zou het nog tot het jaar 2046 duren voordat er in Nederland evenveel mannelijke als vrouwelijke hoogleraren zijn.
© HOP. Bron: UNL. In fte, excl. domein gezondheid.
De situatie verschilt per universiteit. In Wageningen neemt het aandeel vrouwelijke hoogleraren met meer dan drie procent toe. Nijmegen en Tilburg komen boven de twee procent groei uit. Maar bij de Vrije Universiteit Amsterdam is het aandeel vrouwelijke hoogleraren achter de komma juist afgenomen. Op de UT neemt het aandeel mondjesmaat toe, maar het aantal vrouwelijke hoogleraren zit nog onder de 25 procent. Die 25 procent is het streefcijfer voor 2025.
© HOP. Bron: UNL. In fte, excl. domein gezondheid.
Een trede lager op de carrièreladder zijn er meer vrouwen, al is het verschil met de hoogleraren niet heel groot. Eén op de drie universitair hoofddocenten is vrouw. Afgelopen jaar kwam er 1,4 procentpunt bij.
© HOP. Bron: UNL. In fte, excl. domein gezondheid.
Van de docenten zonder onderzoekstaak is de meerderheid vrouw. Hetzelfde geldt voor het ondersteunend personeel, van de portier tot de beleidsmedewerker.
Onder promovendi zijn mannen nog altijd in de meerderheid, maar volgens het CBS behalen de afgelopen twee jaar ongeveer evenveel mannen als vrouwen de doctorstitel. Kennelijk doen mannen er iets langer over of halen ze minder vaak de eindstreep.
© HOP. Bron: UNL. In fte, excl. domein gezondheid.