Het verzuimpercentage over het jaar 2023 ligt met 3,75 procent lager dan in het jaar 2022, toen het percentage iets boven de vier procent lag. Dat was destijds te wijten aan een omikrongolf in maart en een griepgolf aan het einde van het jaar. In 2021 lag het verzuimpercentage op 3,1 procent. Wat in de cijfers van 2023 opvalt: er is per kwartaal sprake van een dalende trend, van 3,93 procent naar 3,57.
Ook in de meldingsfrequentie – hoe vaak werknemers zich gemiddeld in een jaar ziekmeldden – is een daling zichtbaar. Dat percentage lag in 2022 nog boven de 1, in 2023 daalde het naar 0,89. Een verzuim duurde in 2023 gemiddeld 12,46 dagen. Het nul-verzuim – het percentage medewerkers dat niet verzuimde – lag in 2023 op 59,44 procent.
Uit de cijfers van 2023 blijkt dat de helft van de zieke medewerkers tussen de 43 tot 365 dagen verzuimde. De verzuimduur daalde mogelijk ten gevolge van WIA-instroom van veertien (oud-) medewerkers.
Ondanks een dalende trend, toont het rapport ook aandachtspunten voor de UT aan. Ruim 31 procent van de ziekmeldingen is werkgerelateerd. Vooral in leeftijdsgroep 21 tot 40 jaar ligt dat percentage hoog. In het rapport raadt De Bedrijfspoli aan om ‘meer aandacht te organiseren voor vroege signalering van psychische klachten’.
In tegenstelling tot voorgaande jaren – toen de Arbo Unie het rapport maakte – stelde De Bedrijfspoli ditmaal het rapport op. Dat is sinds 2023 de nieuwe arbodienst op de UT. In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn de verzuimcijfers niet opgesplitst naar faculteiten en diensten.