Dinsdagavond zijn de nieuwe QS World University Rankings verschenen – enigszins voorbarig de ranglijst van het jaar 2025 genoemd. Op nummer één staat het Amerikaanse MIT. Het is de dertiende keer dat deze universiteit het goud wint. Door de jaren heen verliezen de meeste Nederlandse universiteiten terrein in de wereldranglijst van onderzoeksbureau QS. Maar de TU Delft en de Universiteit van Amsterdam handhaven zich rond plaats 50.
In de top tien staan vier Amerikaanse en vier Britse universiteiten. Die landen domineren de ranglijst. Op plaats 7 en 8 staan de Zwitserse ETH Zürich en de Nationale Universiteit van Singapore.
De makers passen de methode weleens aan – vorig jaar kwam bijvoorbeeld het criterium van duurzaamheid erbij – maar de posities van de universiteiten zijn toch redelijk stabiel. Er zijn zelden grote verschuivingen.
Reputatie
Veruit het belangrijkste criterium blijft de reputatie van de universiteit onder wetenschappers en werkgevers. Andere onderwerpen zijn bijvoorbeeld de internationalisering van de staf en studenten, citatiescores van wetenschappelijke artikelen en het aantal studenten per docent.
Door de jaren heen verliezen de Nederlandse universiteiten steeds meer terrein in de ranglijst, al zijn er uitzonderingen. Utrecht nadert weer de top 100. De TU Delft en de UvA wisselen elkaar af als de best geklasseerde Nederlandse universiteit.
Kritiek
Er zijn meer wereldranglijsten in omloop, zoals de Shanghai Ranking en de ranglijst van het Britse Times Higher Education. De voornaamste kritiek op zulke lijsten is dat ze een eigen werkelijkheid creëren: hoe geef je één enkele score aan een hele universiteit, met al haar medewerkers en studenten? Hoe groot zijn de verschillen werkelijk?
Bovendien proberen sommige instellingen op allerlei manieren hoger op de lijsten te komen. Een universiteit in Saoedi-Arabië bijvoorbeeld betaalde wetenschappers om te zeggen dat ze er werken, zodat hun reputatie meewoog bij die universiteit.
Of neem de puntentelling zelf. Op het gebied van duurzaamheid scoort de TU Delft bijvoorbeeld 99 van de 100 punten, terwijl de Universiteit Twente er 14 punten voor krijgt: zou het verschil echt zo groot zijn? De UT zet overigens sinds kort in op de specifieke QS Sustainability Ranking.
De citatiescores (een maatstaf voor de invloed van wetenschappelijke artikelen) zijn eveneens omstreden. Onderzoek naar bijvoorbeeld de aardbevingen in Groningen zal buiten Nederland weinig aandacht trekken. Maakt dat het minder waardevol?
Dus klinkt vaak de roep om die ranglijsten links te laten liggen. De Universiteit Utrecht doet er niet meer aan mee en levert geen gegevens meer aan. Daardoor is de universiteit verdwenen uit de concurrerende ranglijst van Times Higher Education, maar QS gebruikt andere bronnen.
Tegelijkertijd waarschuwen anderen dat zulke vergelijkingen toch iets zeggen over de positie van Nederlandse universiteiten in de wereld. De gevolgen van bezuinigingen en de inperking van de internationalisering zul je vermoedelijk in de lijsten terug gaan zien.
Twee gedachten
Op een speciale pagina over rankings vat universiteitenvereniging UNL de kritiek samen. De keuzes van ranglijstenmakers zijn arbitrair en betwistbaar, is het standpunt. Dus willen ze weinig gewicht toekennen aan zulke lijstjes.
In een advies aan de universiteiten van hun eigen ‘expertgroep’ stond een jaar geleden dat er een cultuurverandering moet komen, zodat universiteiten geen ‘opportunistisch gebruik’ van university rankings maken.
Maar de experts willen de rankings ook niet helemaal negeren. ‘Tegelijkertijd moet deze cultuurverandering plaatsvinden op een manier die geen onevenredige risico’s oplevert voor de reputatie en naamsbekendheid van universiteiten’, aldus het advies.