Laat ons zelf bepalen hoe we de internationale instroom beteugelen. Dat was de boodschap van de universiteiten vorige week richting minister Bruins. Bij het woord werd ook de daad gevoegd. Met name de psychologieopleidingen in Nederland, voor een groot deel verengelst in de loop der jaren, gaan weer over op het Nederlands. Áls de minister de gevreesde ‘toets anderstalig onderwijs’ voor bestaande opleidingen in ieder geval van tafel veegt. Die is namelijk de olifant in de kamer: elke bestaande opleiding zou via die toets opnieuw verantwoorden waarom de opleiding niet in het Nederlands wordt aangeboden.
Kijk, wij zijn bereid een vinger van onze hand af te snijden. Maar hak alsjeblieft niet onze hele hand eraf
Die belofte tot ‘zelfregie’ leidde tot onaangename verrassingen op menig werkvloer. Bijvoorbeeld bij de psychologieopleiding aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Een zoenoffer’ en ‘We worden als opleiding voor de bus gegooid’, was het geluid uit Amsterdam. De medewerkers zien zich als slachtoffers van de spierballen die de universiteiten nu tonen aan de minister.
Vooruitlopend op de Wet Internationalisering in Balans, is dit namelijk het signaal van de universiteiten aan minister Bruins: kijk, wij zijn bereid een vinger van onze hand af te snijden. Maar hak alsjeblieft niet onze hele hand eraf.
Onweerswolk
Die wet hangt al vanaf eind 2022 als een donkere onweerswolk boven de universiteiten. Het rommelt sindsdien in de lucht, maar de donder, bliksem en hevige neerslag blijven vooralsnog uit. Die onzekerheid is om gek van te worden voor menig universiteitsbestuurder. Collegevoorzitter Vinod Subramaniam vergeleek het bij een bijeenkomst van de faculteit ITC eind 2023 met ‘schieten op een bewegend doelwit’.
Anno 2025 komt de wetgeving steeds dichterbij, zijn er wel wat vage contouren zichtbaar, maar zelfs de minister weet nog niet precies hoe en wat. Het regent dubbele signalen, van ‘Nederlands moet de norm worden in bacheloronderwijs’ naar ‘opleidingen hoeven alleen nog maar aannemelijk te maken dat ze belangrijk zijn voor de regionale arbeidsmarkt’.
Maar waarom krijgen de universiteiten deze wet in de maag gesplitst door minister Bruins? Het meest ‘uitgeklede’ antwoord: ze hebben er zelf om gevraagd. Nadat ze allen massaal overstapten op Engelstalig onderwijs, de instroomcijfers explodeerden en huisvesting in meerdere studentensteden onbeschikbaar en onbetaalbaar werden, volgde een noodkreet aan de toenmalig minister: geef ons alsjeblieft instrumenten om die instroom te beteugelen, zoals een numerus fixus op Engelstalige tracks. Maar die taaltoets, dat is een instrument dat de universiteiten niet in de hand gedrukt willen krijgen.
De letter van de wet
Waar zowel vriend als vijand het over eens lijkt te zijn: de huidige wet is niet toereikend om het probleem op te lossen. Wat staat er in die wet waardoor deze situatie is ontstaan? Artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek schrijft namelijk dit voor: ‘Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands.’ Maar opleidingen kunnen daarvan afwijken bij specifiek taalonderwijs of colleges van anderstalige gastdocenten. Of, zo schrijft Artikel 7.2, lid c – en daarin zit de crux: indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt.
Wat de universiteiten hebben gedaan, door massaal Engelstalig onderwijs te geven, is dus van die uitzondering de regel maken. En precies dat moet die Wet Internationalisering in Balans in zekere zin terugdraaien. Cruciaal onderdeel van die wet is dus de nu al vermaledijde toets anderstalig onderwijs. Die zou inhouden dat élke opleiding – zowel nieuw als bestaand – langs een ballotagecommissie moet, om de taalkeuze voor de opleiding te verantwoorden. En daarover zijn de nodige zorgen, niet alleen vanuit de universiteiten zelf. Scheidend CDHO-voorzitter Paul Rullmann liet al weten grondige twijfels te hebben over de uitvoerbaarheid van zo’n taaltoets. Immers, zijn CDHO zou de taalkeuze van de opleidingen langs de doelmatigheidsmeetlat moeten leggen.
Universiteiten zien de melkproductie van hun internationale cashcows opdrogen.
In dat geval zou je dus heel nauwgezet met objectieve en scherpe parameters moeten toetsen of een opleiding een geldige reden heeft voor Engelstaligheid. Rullmann ziet het al aankomen: ‘Straks moeten die opleidingen bijvoorbeeld uitzoeken of hun Engelstalig onderwijs relevant is voor de arbeidsmarkt. Ze willen dat stevig onderbouwen, dus dan huren ze een duur bureautje in – terwijl ze toch al moeten bezuinigen.’
Cashcows
En dan zitten de universiteiten zelf nog met kopzorgen, bovenop de huidige financiële sores. Ze zien de melkproductie van hun internationale cashcows opdrogen. Fors minder Engelstalige opleidingen betekent minder internationale studenten, betekent minder geld. En dat komt dus nog bovenop de bezuinigingen waar dit kabinet al volop op inzet. Waar het in het bijzonder op de UT al reorganisaties regent, is de vrees dat een strenge taaltoets en een nog strengere handhaving daarvan nog tot vele ontslagen meer zal leiden.
De universiteit zelf laat liever het maatschappelijke motief de boventoon voeren, niet het financiële. De UT móet wel internationale studenten opleiden voor de met arbeidstekorten kampende techsector, zo is het geluid. Het is een maatschappelijke plicht, niet alleen voor de B.V. Nederland, maar ook voor de regio Twente, een regio waarin de universiteit als feniks uit de as van de textielindustrie is herrezen als economische motor. En nog los daarvan is Engels de lingua franca in de wetenschap. Soms vloeiend, soms met handen en voeten. Maar er zijn weinigen binnen de academische bubbel die de taal niet machtig zijn, weinigen die niet dagelijks ofwel met naaste collega’s of die in het buitenland corresponderen en weinigen voor wie de international classroom een verrassing is. Dus is het argument al snel dat iedereen meegaat in die taalkeuze.
Internationalisering is een overlevingsstrategie geworden voor de Universiteit Twente.
Twee zijden van dezelfde munt
Wie de gehele internationaliseringsdiscussie al een tijd volgt, weet ook het maatschappelijke en financiële motief twee zijden van dezelfde munt zijn. Een fervent tegenstander van de ‘doorgeslagen verengelsing’ kan evengoed gevoelig zijn voor de maatschappelijke noodzaak om een regio als Twente niet weer een economische inzinking door te laten maken. Dat is een gitzwart scenario waar de Wet Internationalisering in Balans wel de UT in kan storten; een extra financiële strop bovenop de al ingezette reorganisaties en bezuinigingen.
Internationalisering is namelijk een overlevingsstrategie geworden voor de Universiteit Twente. In navolging van de Universiteit Maastricht was de UT er namelijk als de kippen bij om de opleidingen te verengelsen. Nét even wat slimmer, eerder en beter dan de meeste andere universiteiten, zo je wil. Het gevolg: de UT groeide de afgelopen tien jaar enorm, maar zag ook een wet van de remmende voorsprong ontstaan. Andere universiteiten kopieerden gretig het kunstje en konden meer massa kweken. Zij redden hun marktaandeel, de UT moest consolideren. Maar wel in de wetenschap dat de afhankelijkheid van de internationale instroom (pak ‘m beet 35 procent van de studentenpopulatie) fors is toegenomen.
Uitzonderingspositie in Twente
Toch is het aannemelijk dat het gitzwarte scenario geen werkelijkheid wordt voor de UT. Immers, dankzij ongetwijfeld het nodige lobbywerk kan de UT als technische grensuniversiteit rekenen op een uitzonderingspositie, al heerst er nog veel onduidelijkheid over hoe die uitzonderingspositie eruit komt te zien: blijven alle UT-opleidingen buiten schot? In dat geval zou de UT zich met een roze bril op rijk kunnen rekenen: al die internationale studenten die niet meer kunnen kiezen voor een Engelstalige opleiding in Amsterdam, Delft of Utrecht, die hebben in Twente nog wel volop opties.
Wat in ieder geval duidelijk wordt uit het politieke narratief en de reacties van de universiteiten, is dat de psychologieopleidingen dan het roer moeten omgooien. Voor de UT houdt dit voorlopig een ‘zachte landing’ in. De keuze was namelijk al gemaakt om vanaf september de opleiding zowel in het Engels als Nederlands aan te bieden. Dat is een interessante lakmoesproef als je kijkt naar de instroom; kiezen de eerstejaars massaal voor het Engelse aanbod? Dan is dat bijzonder veelzeggend over de wensen van de student – ook de Nederlandse. Gaan de eerstejaars massaal voor de Nederlandse variant? Dan zegt dát bijzonder veel over de wensen – en wellicht de politieke antenne van een enkeling. Dat moet in september blijken.
Dit recente spierballenvertoon van de universiteiten is ergens te zien als een uitspatting van uitputting na een al lange slijtageslag.
Slijtageslag
Andere ontwikkelingen moeten zich nog goeddeels openbaren. Ietwat een omissie van minister Bruins, maar ook hij weet nog niet wat voor toeters en bellen hij aan een taaltoets zou hangen, gaf hij toe. Die Wet Internationalisering in Balans gaat er komen, en heeft grote gevolgen voor de universiteiten. Maar hoe en wanneer die gevolgen zich voordoen, dat weet nog niemand. De universiteiten boden met het voorstel voor zelfregie dan ook ineens een splitsing aan op de weg: of Bruins gaat door met het uitwerken van de wet, inclusief taaltoets. Of hij gaat mee in de belofte van universiteiten voor die zelfregie.
Ondertussen heeft iedereen boter op het hoofd; de universiteiten weten donders goed hoe lastig het sturen is op instroom. Bovendien is maar zeer de vraag hoe houdbaar een onderwijsstelsel is waarin instellingen ieder jaar worden aangemoedigd om te groeien, niet om te behouden – en al helemaal niet om te krimpen. En de minister weet minstens zo goed dat de taaltoets als politieke oplossing voor een organisatorisch probleem een gedrocht dreigt te worden. En hij kent als academicus alle gegronde mitsen, maren, zorgen en bezwaren van de werkvloer.
Dit recente spierballenvertoon van de universiteiten is ergens te zien als een uitspatting van uitputting na een al lange slijtageslag. Het is ook een ietwat naïeve gedachte, alsof de minister ineens volledig van (ram)koers zal wijzigen. Terwijl begrotingen al worden bijgesteld, bezuinigingen worden doorgevoerd en mensen worden ontslagen – in afwachting van wat al dan niet komen gaat – is het tijd dat de minister de pleister eens van de wond trekt, in plaats van die wond steeds open te krabben. Want wat rust, duidelijkheid en perspectief, dat mogen de universiteiten wel een keer verwachten.