Photo by: RIKKERT HARINK
Spotlight

‘Het studentenleven leert me om voor mezelf op te komen’

| Minou op den Velde

Tweedejaars bachelor Sophie Weening (19) houdt de teugels van haar leven strak in handen: naast haar studie international business administration besteedt ze bijna veertig uur per week aan de paardensport. Maar over haar toekomst, in tijden van oorlogsdreiging en wooncrisis, voelt ze weinig controle. ‘Als ik straks begin met werken, moet ik dan eerst weer terug naar mijn ouders?’

Drieluik: studenten van de UT

U-Today voerde met drie UT-studenten openhartige gesprekken over hun studie, studententijd, hun dromen, verwachtingen en ambities. Dit leverde een prachtig inkijkje op in hoe zij in het leven staan. In het tweede deel van dit drieluik: Sophie Weening.

‘Zal ik je even ophalen van het station?

‘Graag! Niet te paard hoop ik?’

‘Ah shit, dan kom ik wel met wat andere pk’s.’

Voor het station van Raalte hangt Sophie Weening lachend uit het raam van een grote terreinwagen. Tien minuten later draait ze geroutineerd het erf van haar ouders op. In de wei glanzen vier paarden in de lentezon. Op rubberlaarzen gaat ze langs de hoge stallen voor naar het woonhuis.

Weening is tweedejaars bachelorstudent international business administration en woont met negen anderen in een studentenhuis in hartje Enschede. Ze geniet ervan om zelf boodschappen te halen en haar eigen was te doen, en om op haar kamer ongestoord te kunnen studeren, grinnikt ze, met een blik op haar tweelingbroers van bijna achttien, die hongerig de keuken binnenlopen, op zoek naar lunch. Maar ook al is ze al bijna anderhalf jaar uit huis, haar oude tienerkamer is nog intact. Zes dagen per week is ze overdag thuis bij haar ouders, om haar paarden te verzorgen en te trainen. In juli 2023, vlak voor ze meedeed aan de Kick-In in Twente, werd ze Nederlands kampioen ‘eventing’, de meerkamp in de paardensport.

De sport kost Weening zo’n dertig à veertig uur per week, zeker tijdens het wedstrijdseizoen, dat loopt van maart tot oktober. ‘Als het in die periode tentamenweek is en ik heb veel sociale dingen, dan is het heel erg veel. Maar ik vind het lekker om druk te zijn. Het geeft structuur en ik krijg er energie van.’

Hoe zien je dagen er gewoonlijk uit?

‘Dat verschilt, afhankelijk van hoe druk ik ben op de universiteit. De meeste lectures zijn niet verplicht, vaak ga ik naar de eerste lectures van een module om te kijken of het nuttig is en haak ik daarna een beetje af. ‘s Ochtends volg ik meestal college en ’s middags rijd ik. ‘s Avonds ga ik vaak terug naar Enschede voor een huisavond, een jaarclubavond of een activiteit met Bastet, mijn dispuut.’

Tussen de colleges door is Weening vaak in de sportschool te vinden. ‘Ik train vooral mijn benen en mijn buikspieren. Bij dressuur moet je zo stil mogelijk op je paard zitten terwijl alles schommelt, en die stabiliteit komt vanuit je bekken en je buik. Bij een cross sta je continu in een soort squat boven je paard terwijl je de klappen van de sprong opvangt.’ Met een lach: ‘Soms kom ik trillend van mijn paard af.’

Haar paardenliefde begon op haar vierde, tijdens een ponyritje op vakantie. ‘Na een paar lesjes op de manege zei mijn instructeur: misschien is het leuk om voor haar een pony te kopen, want ze heeft er talent voor.’ Al snel koos ze voor eventing, een dynamische combinatie van dressuur, een springparcours en een cross - ofwel zo snel mogelijk door bossen en weilanden galopperen, waarbij je onderweg door waterpartijen racet en over boomstammen springt. ‘Ik hou van die adrenalinekick. Rond mijn tiende had ik veel last van hoofdpijn, maar zodra ik paardreed trok dat weg. Ik vind het nu ook lekker om tussen het studeren door buiten bezig te zijn en mijn hoofd leeg te maken.’ Droog: ‘Maar de meeste tijd sta ik gewoon in slecht weer buiten mest te scheppen, haha.’

Gelukkig staat ze er niet alleen voor. ‘Toen ik op de lagere school zat had mijn moeder praktijk in remedial teaching, maar die heeft ze opgegeven. Nu doet mama heel veel voor mij in de stallen en op het terrein. Ik vind het fijn dat als ik thuiskom, er altijd iemand is om me op te vangen.’

Hoe is de sfeer in de professionele paardenwereld?

‘Het seizoen begint altijd gemoedelijk, iedereen helpt elkaar. Maar in de aanloop naar een kampioenschap merk je toch dat het een individuele competitiesport blijft. Iedereen hoopt het zelf zo goed mogelijk te doen en soms krijg ik het idee dat mensen het fijner vinden als het bij de ander minder goed gaat. Er vormen kliekjes, iedereen houdt elkaar in de gaten en loopt bij elkaar te gluren. Dat maakt het niet altijd even gezellig.’

'Mijn pony ging er vandoor en ik hing eronder terwijl hij over de hindernis sprong'

In 2021, ze is dan zestien, beleeft ze zowel haar meest ellendige als meest glorieuze moment in de sport. ‘Ik reed mijn eerste Europese kampioenschap. Maar daar gingen veel problemen aan vooraf. Wij dachten dat we met Hip Hop een ervaren pony kochten, maar hij bleek onzeker te zijn. Het springen ging eigenlijk niet. Op een gegeven moment kreeg ik een ongeluk met die pony, waarna ik er niet meer op durfde.’

Je viel er met volle vaart af?

‘Hij weigerde. Ik viel er af maar bleef in de beugel hangen. Mijn pony ging er vandoor en ik hing eronder terwijl hij over de hindernis sprong. Op een gegeven moment ging mijn laars gelukkig uit, toen ben ik er afgevallen. Mijn cap was doormidden, maar ik heb er niks aan overgehouden, behalve een trauma en een tripje ziekenhuis. Daarna vond ik het rijden heel eng. Met mijn vader ben ik een winter lang elk weekeind in Limburg gaan trainen met de bondscoach. Driekwart jaar na het afronden van al die trainingen haalde ik op het EK een bronzen medaille.’

Je studie stoomt je klaar voor het bedrijfsleven. Kun je als ruiter vast je leiderschapskills oefenen?

‘Zeker, je moet je paard aanvoelen, kijken wat aansluit. Bij dressuur rijd je allemaal figuren in een afgezette baan. Sommige ruiters vinden dat saai, maar ik vind het leuk om dat te trainen. Bij dressuur toon je aan dat je je paard onder controle hebt. Het moet heel mooi en chic zijn, het gaat om het plaatje.’

Tekst gaat verder onder de foto.

‘Bij de meeste topsporters rijden de ouders ook en helpen met de paardentraining, maar ik ben niet opgegroeid in een paardenfamilie, ik moet mijn paarden zelf trainen. Ergens vind ik dat mooi: ik heb moeten leren om alles zelf te doen, anders ging mijn paard niet vooruit. En als je paard niet in vorm is, kun je nog zoveel talent hebben, maar dan kom je nergens.’

Als topsporter ben je nooit tevreden.

‘Er is altijd ruimte voor verbetering. Discipline heb ik mezelf jong aan moeten leren, want op de middelbare school had ik al vier pony’s. Ik moest heel gestructureerd plannen om alles voor elkaar te krijgen.’

Strekt die mentaliteit zich nu ook uit tot je studie?

‘Ik ben van nature iemand die mezelf aardig wat druk oplegt. Ik wil al mijn tentamens in één keer halen, maar ik denk dat ik eerder perfectionistisch ben in het paardrijden dan in mijn studie. Met een 6,5 of een zeven ben ik tevreden. Natuurlijk haal ik liever hogere cijfers, maar dan zou ik veel meer tijd moeten investeren, en die tijd heb ik niet. Zolang ik mijn studiepunten binnen heb vind ik het mooi, ik ga geen zessen herkansen.’

Eigenlijk was Weening helemaal niet van plan om internationale bedrijfskunde te gaan studeren. ‘Van jongs af wilde ik diergeneeskunde doen, daarom koos ik op het gymnasium voor een exact vakkenpakket. In Utrecht werd ik uitgeloot, maar daar had ik snel vrede mee. Als dierenarts moet je dag en nacht beschikbaar zijn, dat is niet ideaal in combinatie met de sport. Economie lag me altijd goed. Mijn vader heeft technische bedrijfskunde gestudeerd in Enschede, hij werkte jaren als consultant en is nu directeur van aan bedrijf in circulaire diervoeding. Hij vertelt daar vaak over, dat vind ik interessant. Ik dacht: bedrijfskunde, daar kan ik veel kanten mee op en dan hoef ik nu niet precies te weten wat ik later wil doen, maar kan ik gaandeweg ontdekken wat me boeit. In Maastricht werd ik toegelaten, maar ik kon daar geen kamer vinden. Toen zei mijn opa: waarom ga je geen International Business Administration doen in Enschede?’

Je zit nu in je tweede jaar, wat vind je interessant aan je studie?

‘Ik vind het leuk dat we veel verschillende aspecten van bedrijfsvoering langs krijgen, zoals finance en supply chain. Maar ik vind het jammer dat de studie vrij oppervlakkig is. Het blijft vooral bij theoretische modellen. Dan zeggen ze bijvoorbeeld: oh ja, digitalisering is belangrijk. Maar er wordt niet gezegd hoe of wat, er wordt niet aangegeven wat de actuele ontwikkelingen zijn. Ik mis ook het financieel inzicht, het rekenen. Ik wil nog een keer kiezen voor een module finance, want ik vond die getalletjes het afgelopen jaar heel leuk.’

Zie je nog meer ruimte voor verbetering?

'Er zijn zeker professoren bij wie ik denk: zeg, gaat het even, kan het niet anders? Sommige docenten zijn niet goed in uitleggen of spreken gebrekkig Engels. Waardoor je de hele les alleen maar alles aan het vertalen bent en daarna pas de informatie in je hoofd kunt opslaan.’

In september vertrekt Weening zes maanden voor een minor naar de Universiteit van Angers om internationale ervaring op te doen. Ze neemt haar paarden mee, om naast haar studie te trainen met een Olympisch ruiter. In 2028 zou ze in theorie – fingers crossed - kunnen uitkomen in de Olympische Spelen, al wil ze daar niet hardop op vooruitlopen. Met veelbetekenende blik: ‘Maar ik hoop dat die training wat wegen kan openen.’

Toch droomt ze niet van een carrière als topsporter. Resoluut: ‘Ik heb bewust gekozen voor mijn studie, omdat ik niet weet of ik van het paardrijden mijn beroep wil maken. Een topsportcarrière is veel van hetzelfde en het is ploeteren om in de paardensport je brood te verdienen. Ik vraag me af hoe leuk het blijft als je achter elkaar wedstrijden moet doen. Het lijkt me leuker om de paarden er als een professionele hobby bij te houden.’

Tekst gaat verder onder de foto.

Ook de keus voor een studentenhuis was weloverwogen. ‘Ik hou van mijn sociale leven, en ik was bang dat ik anders continu bij mijn ouders zou zitten en al mijn tijd in het paardrijden zou stoppen. Ik wilde niet ergens in mijn uppie op een kamertje zitten, ik hou van aanspraak.  Om de week is er een huisavond en we eten vaak samen of kijken een film. Het studentenleven brengt veel gezelligheid mee, daarom wilde ik ook bij een studentenvereniging, je leert meteen superveel mensen kennen. Elke week hebben we een avond met meiden uit verschillende studiejaren, en in mijn jaarclub zitten mijn type meiden.’

Wat is jouw type?

‘Meiden die eerder gezelligheid zoeken in het samenzijn, kletsen en activiteiten doen dan dat ze altijd als haantje de voorste in de kroeg moeten staan en bier moeten zuipen.’

Heb je er moeite mee als er veel gedronken wordt?

‘Oh nee, ik zit er niet mee als anderen veel drinken, maar ik train elke dag, ik kan niet zat op een paard gaan zitten. In de winterstop kan ik wel een keertje doorzakken, maar twee weken voor een wedstrijd drink ik absoluut niks en ga ik op tijd slapen. Ik kan niet zomaar zeggen: morgen slaap ik uit, want je hebt gewoon een levend beest wat getraind en verzorgd moet worden.’

Voel je een verschil in mentaliteit tussen jou en je medestudenten?

‘Ja, ik leef vrij serieus en gestructureerd, soms conflicteert dat met het studentenleven. Voor sommige activiteiten heb ik geen tijd, daar krijg ik weleens opmerkingen over. Dan denk ik: sorry, maar dan heb je niet helemaal door hoe het zit. Als ik een hele dag bij mijn ouders ben sta ik vroeg op, ik voer de paarden, ik breng ze naar buiten, ik mest de stal uit en ik ga trainen. Tegen de tijd dat ik klaar ben is het negen uur ’s avonds en moet ik nog studeren.’

Wat wil je na je bachelor doen?

‘Als ik in Enschede blijf zou ik een master technische bedrijfskunde leuk vinden. Dat gaat met name over hoe je problemen binnen internationale organisaties oplost en de prestaties verbetert met behulp van simulaties, wiskundige en statistische modellen. Het liefst zou ik een pre-master doen, om te zien of het echt iets voor me is. Wat ik na mijn studie wil doen weet ik nog niet. Het hangt ook een beetje af van wat er gebeurt rond de Olympische Spelen in 2028, en hoe fanatiek ik dan met het rijden doorga.’

Van oudsher wordt de studententijd gezien als een periode van ultieme vrijheid, maar anno 2025 heerst er oorlogsdreiging, woningnood en klimaatcrisis. In hoeverre spelen die kwesties een rol in jouw leven?

‘Om sommige ontwikkelingen kan ik me wel druk maken. Hoe gaat het klimaat er straks uitzien? Wat er nu met Amerika aan de hand is, de oorlogsdreiging, wat gaat dat voor invloed hebben hier? Ik vraag me af wat voor consequenties dat kan hebben voor mijn studie of voor wat ik daarna kan doen. Mijn vader zegt: straks komt de dienstplicht terug. Dan denk ik: oh my god, zou dat ook voor mij gelden?’

Op de campus wordt steeds vaker gedemonstreerd, door bijvoorbeeld Extinction Rebellion, en door studenten die aandacht vragen voor de situatie in Gaza. Zijn dat ook gespreksonderwerpen in jouw studentenhuis?

‘Dat het klimaat belangrijk is, daar is iedereen het over eens. Twee dispuutgenootjes zitten bij de Student Union en vertellen vaak over hun projecten rond duurzaamheid. Een huisgenootje van mij is voorzitter van de Twentse Bedrijvendagen, die werden in februari gehouden. Extinction Rebellion heeft toen de ingangen van de Grolsch Veste geblokkeerd, omdat bedrijven als Shell meededen. Mijn huisgenoot zei: we zijn van tevoren met XR gaan zitten over hoe we het in de juiste banen konden leiden en we gaven aan dat het een bedrijvenbeurs is voor studenten, die niet is bedoeld om een bedrijf aan te moedigen in hun vervuiling. En dan komen ze alsnog blokkeren en kunnen studenten niet naar binnen!’

‘Met mijn ouders heb ik het wel over Gaza, maar dat zijn meer informatieve gesprekken, waarin ik probeer te snappen wie wat doet en wat de samenhang is. We voeren daar geen discussies over. Ik denk dat het belangrijk is om te weten wat er gaande is, zonder dat je zelf altijd direct je mening klaar hoeft te hebben. Ik ben ook iemand die tegen mezelf kan zeggen, oké je kunt hier nu niks aan doen. Dus volg het nieuws, want het is belangrijk, maar zorg niet dat het je nu heel erg beperkt en focus je op je eigen dingen. Daarmee bedoel ik niet: ik trek mijn handen ervan af, dat klinkt makkelijk en laks. Maar ik heb genoeg andere dingen in mijn leven waar ik wel wat aan kan doen en die belangrijker voor mij zijn. Ik zit nu in het tweede jaar van mijn studie, het grote mensenleven duurt nog eventjes. Als ik al zorgen heb, dan is het meer over of ik alles hier met de paarden wel onder controle heb, en of ik mijn studie haal, in plaats van dat ik me druk maak over alle verstandhoudingen in politiek Nederland.’

Hoe optimistisch ben je over de toekomst?

‘Ik ben best optimistisch, maar de krapte op de huizenmarkt zie ik niet zonnig in. Soms denk ik: gaat het me allemaal wel lukken straks? Ga ik wel werk vinden, waar ga ik eindigen? Veel studenten zijn daar nu onzeker over. Ik hoor van veel mensen die klaar zijn met studeren en moeilijk een woning kunnen vinden. Shit, denk ik soms, straks ben ik afgestudeerd en wat wil ik dan, maar wat kán ik dan ook eigenlijk? Als ik begin met werken, moet ik dan eerst weer terug naar mijn ouders? Maar dat zijn kwesties waar ik nu geen antwoord op heb. Ik zit hier een beetje in mijn eigen wereld met mijn paarden, en mijn studentenleven in Enschede is nog een soort veilige bubbel.’

Wat heb je tot nu toe meegenomen van je tijd aan de UT?

'Twente heeft mij vooral op sociaal vlak veel gebracht. Ik was altijd een beetje verlegen. Bij groepsprojecten op de middelbare school was ik meestal degene die zijn mond hield en braaf aan het werk ging. Ik ben opener geworden, ik ga makkelijker met mensen in gesprek. Het studentenleven leert me om voor mezelf op te komen en mijn mannetje te staan, ook als het gaat om mijn grenzen aangeven in kleine dingen: activiteiten waar ik wel of niet bij wil zijn. Of ik wel of niet wil drinken. Of ik wel of niet wil dat iemand bij me op de kamer komt zitten als ik nog moet studeren. Tot aan in een project zeggen, oké jongens, tot zover heb ik het gedaan, nu wil ik dat jullie ook eens wat doen. Ik kan me heel erg irriteren als mensen laks zijn, want ik wil alles altijd netjes voor elkaar hebben’.

‘Toen ik begon met mijn studie dacht ik dat ik overal bij moest zijn, omdat ik dacht dat mensen me anders niet meer zo leuk zouden vinden, of dat ik niet meer helemaal bij de groep zou horen. Nu steek ik mijn tijd liever in een paar mensen met wie een keer kan wandelen in het weekend of met wie ik een fijn gesprek kan voeren, ook als het een keer niet zo goed gaat. Op de universiteit heb ik ontdekt waar ik echt waarde aan hecht.’

Fotocredits: Rikkert Harink

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.