Spotlight

'Ik kan weer genieten, dat heb ik heel lang niet gedaan'

| Maaike Platvoet

Wiebe van der Veen (57) was dertig jaar lang wetenschapsvoorlichter en communicatieadviseur op de Universiteit Twente. Hij studeerde er zelf elektrotechniek in de jaren tachtig. Deze maand nam hij noodgedwongen afscheid; depressies en angststoornissen maken het terugkeren naar de werkvloer voor hem onmogelijk.

Hoe het met hem gaat? Dat blijkt niet een zomaar een vraag waarop een eenvoudig antwoord te geven is voor Van der Veen. ‘Het hangt af van de dagkoersen’, zegt hij na enig nadenken en met licht ironische ondertoon. ‘Maar ik heb wel het gevoel dat mijn gesteldheid meer in een positieve richting koerst dan een paar maanden geleden.’

Hij doelt daarmee op afgelopen januari en februari. Toen belandde hij in het ziekenhuis voor een opname van meerdere weken om hem in te stellen op een bepaald soort medicijn. Die periode was zwaar. ‘Zo’n ziekenhuisafdeling is geen heilzame omgeving’. Wel deed de medicatie uiteindelijk zijn werk. Van der Veen knapte op. ‘Als de angsten uit mijn hoofd zijn, voel ik mij stukken beter.’

Medische molen

Depressies en angststoornissen zijn hem niet vreemd. Al van jongs af aan komen die in vlagen voorbij. Maar in 2022 ging het goed mis. Hij meldde zich ziek wegens tinnitus, ook wel oorsuizen genoemd. Patiënten horen dan geluiden – bijvoorbeeld constant piepen -die er niet zijn. Dat triggerde ook weer zijn angststoornis en Van der Veen belandde vervolgens volop in de medische molen. Zware medicatie en therapieën volgden, met wisselende successen. ‘Toen mijn vrouw in 2023 vijftig jaar werd, stond ik stralend op een foto. Dat viel iedereen om mij heen op. Ik voelde mij heel erg goed, maar helaas sloeg dat ook weer om.’

‘Telkens dacht ik; ik knap wel weer op’

Werken lukt sinds 2022 niet meer. ‘Telkens dacht ik; ik knap wel weer op, het komt weer goed. Maar toen ik een WIA-uitkering moest aanvragen, realiseerde ik mij pas dat ik al bijna twee jaar ziek was. Ik stond daar helemaal niet bij stil. Sommige behandelingen hebben effect op je geheugen, dat speelde ook mee.’

Calslaan 4

Een stapje terug in de tijd, naar 1985. Een jonge Groninger is op zoek naar een geschikte studie. Denkt even na over experimentele natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, overweegt de HTS, maar vertrekt uiteindelijk naar de campus in Enschede voor elektrotechniek. ‘Mijn eerste indruk van de campus? Ik vond het er kaal en schraal in de jaren tachtig. Lelijke gebouwen, zakelijkheid Maar de opleiding trok wel.’ Hij belandde in Calslaan 4, met vijftien huisgenoten. ‘Dat vond ik in het begin heel erg leuk, maar na een tijdje vertrok de oude garde en kwam er een nieuwe, jongere groep. Het werd een puinzooi. Ik vertrok naar Enschede Zuid. Ik zou mijn studententijd niet als de mooiste tijd van mijn leven beschrijven, maar mijn hoogtepunt was wel mijn stage in Zwitserland. Daar was ik helemaal op mijn plek.’

‘Eerste indruk van de campus? Ik vond het er kaal en schraal’

Na zijn afstuderen in 1992 bij Philips was het een slechte tijd op de arbeidsmarkt. Een studievriend bood hem een klus aan bij het toenmalige Bureau Voorlichting van de UT, de voorloper van Marketing & Communicatie. Hij kon er korte tekstjes schrijven over wetenschappelijk onderzoek, die weer als persberichten de deur uitgingen. De pas afgestudeerde elektrotechnicus bleek er goed in te zijn; het begrijpelijk maken van ingewikkelde technische materie. ‘Ik ging ook schrijven voor het blad UT Mediair. Een groot interview met professor David Reinhoudt werd een kantelpunt. Na die publicatie wilden ze mij graag in dienst nemen.’

Archieffoto: Wiebe van der Veen neemt zijn diploma in ontvangst.

Altijd in pak

Sindsdien, we hebben het over 1994, is Van der Veen in dienst van de UT. En wie hem weleens over de campus heeft zien wandelen weet: altijd onberispelijk in pak. Of de thermometer nou dertig graden aangeeft of niet. ‘Ik heb ook een voorliefde voor mooie schoenen’, vertelt hij met een voorzichtige glimlach. Maar, dat pak is er sinds zijn afstuderen. ‘Toen van het merk Frans Molenaar, weet ik nog. Dat afstudeerpraatje was nogal een ding. Ik had er veel voor geoefend en was behoorlijk nerveus. Maar eenmaal in pak voelde ik mij sterker in mijn schoenen staan.’ Hij behaalde zijn diploma. ‘En een pak? Dat draag ik sindsdien altijd op het werk.’

Als bèta-man met een uitstekend gevoel voor alfa, bleek de functie van wetenschapsvoorlichter, communicatieadviseur en zelfs korte tijd die van UT-woordvoerder hem op het lijf geschreven. Vooral het samenwerken met wetenschappers was waar zijn hart lag. ‘Ik heb het contact met mensen als Bram Nauta, David Reinhoudt, Dave Blank, Wilfred van der Wiel en Detlef Lohse altijd als een groot voorrecht beschouwd. Dat je met hen om tafel gaat, een paar schetsjes voor je krijgt en dan aan de voorkant mag meekijken naar nieuw toonaangevend onderzoek’, vertelt Van der Veen. ‘En ze vervolgens daarbij mag helpen om onderzoek naar buiten te brengen. Dat is toch eervol?’

Wetenschap toegankelijk maken, is ontzettend belangrijk, vindt hij. ‘Dat zie je ook wel weer in deze tijden van bezuinigingen en door druk vanuit Amerika. Je moet blijven uitleggen wat je doet en waarom, daar heeft de wetenschap zelf ook een rol in. Er is immers veel gemeenschapsgeld mee gemoeid.’ 

Speeches schrijven

Uit zijn periode als woordvoerder dist hij een mooie anekdote op, over – nu hij toch met de universitaire pers praat – het nodige duw- en trekwerk met Bert Groenman, destijds hoofdredacteur van UT Nieuws. ‘Die wist een nieuwtje over een samenwerking van de UT met vliegtuigbouwer Boeing te ontfutselen bij de toenmalige collegevoorzitter Anne Flierman. Groenman publiceerde voortijdig het nieuws – iets wat ik al aan Flierman had voorspeld – en Boeing was vervolgens in alle staten. Ik moest toen een furieus hoofd communicatie vanuit het hoofdkantoor in Seattle te woord staan. En haar uitleggen dat wij universitaire pers hebben. Goed beschouwd had Flierman wat kruimels van het nieuws gestrooid, terwijl ik hem dat had afgeraden.’

 ‘Ik las heel veel speeches, om er zelf goed in te worden’

Van der Veen kreeg in dertig jaar tijd met heel wat colleges van bestuur te maken en zag meerdere rectoren en voorzitters komen en gaan. Met Van Vught en Van der Chijs kon hij vooral goed schakelen, herinnert hij zich. ‘Van Vught belde mij rustig ’s avonds op om een tekst door te nemen voor een brochure.’ Voor rector Thom Palstra schreef hij weer veel speeches. ‘Het geheim van een goede speech? Er moet een bepaalde spanningsboog inzitten. En ik las er zelf heel veel, om er ook goed in te worden. Een goede speech kan een wetenschapper echt verder helpen. Zo schreef ik samen met Bram Nauta de diesrede die hij zelf hield. Later won hij de Simon Stevin Meesterprijs.’

Terugblikkend op zijn carrière schieten er allemaal mooie en bijzondere momenten voorbij. Zoals de ‘pistoolgarnaal’ van UT-hoogleraar Detlef Lohse. ‘Dat is een garnaal die keiharde knallen onder water produceert. Lohse vond samen met Michel Versluis uit hoe die knallen precies ontstonden en wat voor krachten daarbij vrijkwamen. Daar hebben we veel publiciteit mee gehaald. Mijn collega Pollus Fornerod had zelfs een aquarium met die pistoolgarnalen op kantoor staan.’ Van der Veen vliegt ook naar Rome, als Detlef Lohse daar de prestigieuze Balzan prijs krijgt uitgereikt van de Italiaanse president. ‘Kosten noch moeite werden daar gespaard. De helikopters vlogen rondom het paleis als bewaking..’

Erbarme dich

Dat het er nu op zit, vindt hij lastig. Zijn vertrek op de UT had de nodige voeten in aarde. Emotioneel doet het hem veel, verstandelijk begrijpt hij heus wel dat je niet voor altijd in dienst kunt blijven als terugkeren door ziekte onmogelijk is. Een afscheid met collega’s zit nog in de pijplijn, maar eerst moeten er nog wat meer stappen in het herstelproces worden gezet.

Ondertussen zijn er steeds meer dingen die voor hem het leven de moeite waard maken. In de eerste plaats zijn vrouw Marijke, die hem mee uit eten neemt en uitstapjes regelt. Ook als hij daar zelf eigenlijk geen zin in heeft. ‘Zij doet dat gewoon en daar ben ik heel dankbaar voor.’ Hij sport ook weer, maar nog belangrijker zijn de zanglessen die hij sinds kort heeft. ‘Ik moet volgende week voorzingen voor mede-cursisten, dat vind ik wel spannend.’ Nu hij zich iets beter voelt, kan hij ook weer luisteren naar mooie muziek. Zoals de Matthäus-Passion. ‘We zaten laatst in de concertzaal, dat lukt mij weer. Bij Erbarme dich liepen de tranen over mijn wangen. Dat ik van zoiets kan genieten, dat heb ik lang niet gehad.’

Ja, hij heeft vertrouwen in de toekomst. ‘Al zal die soms best grillig zijn.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.