'Morgen vlieg ik naar Helsinki, naar de World Conference for Science Journalists. Honderden wetenschapsjournalisten uit alle hoeken en gaten van deze aardkloot komen samen om te praten over het vak. Er zijn workshops over hoe je het beste kunt schrijven over klimaatverandering, scheikunde, inheemse volkeren. We gaan debatteren over de ethiek van het vak. Dat is allemaal natuurlijk supergezellig, maar toch zit ik me de afgelopen dagen af te vragen: waarom deze conferentie?
Heeft de wetenschapsjournalistiek nog wel bestaansrecht? Steeds vaker hoor ik dat er op universiteiten cursussen worden gegeven waarin onderzoekers uit de doeken wordt gedaan hoe ze zelf leuk kunnen praten, bloggen en artikelen schrijven over hun werk. Er zijn in Nederland meer voorlichters en PR-mensen dan journalisten; een flink deel van hen is van mening dat ze ook best zelf met het grote publiek kunnen praten. Journalist overbodig.
Daarin hebben ze natuurlijk voor een deel gelijk. Het uitleggen van ingewikkelde materie is aan de afdeling voorlichting best besteed. En een academicus met een scherpe pen kan prima uitleggen hoe een en ander wetenschapsgewijs in elkaar steekt.
Maar er zijn twee redenen waarom wetenschapsjournalisten toch nodig zijn. Ten eerste heeft elke beroepsgroep onafhankelijke controleurs nodig – zeker wanneer er vele miljoenen aan belastinggeld rondwaren. Het aardige van het journaille is dat ze zich geen zorgen hoeven maken over waar volgend jaar de subsidie vandaan komt, dat ze geen collega-onderzoekers hebben die om diplomatieke redenen het voordeel van de twijfel dienen te krijgen en dat ze heilige huisjes gewoon omver kunnen hannesen, want alleen de waarheid doet ertoe.
Dat leidt dan weer tot interessante inzichten. Zo lees ik momenteel het boek ‘What do women want?’ van journalist Daniek Bergner. In dat boek maakt de schrijver vanuit tenminste zes invalshoeken (ik heb het nog niet uit) compleet maar dan ook totaal gehakt van de parental investment theory. Deze theorie voorspelt dat omdat seks voor vrouwen hogere potentiële kosten heeft dan voor mannen – vergelijk: eicel opofferen, dragen, baren en zogen versus kwakje erin en hupsakee – de vrouwen kieskeuriger zullen zijn wanneer het op vrijersvoeten aankomt. Mannen zijn van nature meer in-het-rond-neukerig aangelegd, terwijl vrouwen vooral gaan voor de emotionele intimiteit, in de hoop dat de spermadonor lang genoeg blijft om wat van de lasten van het ouderschap mede te dragen.
Helemaal mis, schrijft Bergner, want uit seksuologisch onderzoek blijken allerlei tegenovergestelde dingen. Zo raken vrouwenvagina’s juist bevochtigd van het idee om seks te hebben met een vreemde – in tegenstelling tot partnerlief – en kakt het libido van de dames binnen een relatie sneller in dan dat van de heren; een teken dat juist vrouwen juist minder dan mannen gebouwd zijn voor monogamie. En zo zwaaien we een van de belangrijkste theorieën uit de evolutiepsychologie uit.
Hierover zal ongetwijfeld nog lang worden nagepraat, maar mijn punt is dit: het is verfrissend. Onafhankelijk. Anders. Relevant.
En dan – reden numero twee – is er de fundamenteel andere manier waarop journalisten en wetenschappers in hun natuurlijke habitat informatie overbrengen. Waar wetenschappers geneigd zijn tot schrijven van artikelen vol data, vaak gebaseerd op groepen proefpersonen of series waarnemingen, zijn journalisten verhalenvertellers. Dat ene experiment, die ene patiënt. Vanuit onderzoekstechnisch oogpunt is het volkomen ontoereikend, maar voor het publiek zijn deze verhalen onontbeerlijk.
En wel hierom: de communicatiewetenschappelijke wijsheid wil dat een anekdote voor de gemiddelde persoon veel meer zeggingskracht heeft dan een tabel vol getallen. Neem deze cijfers: uit onderzoek blijkt dat in Nederland 1 op de 9 vrouwen ooit in haar leven verkracht wordt. Een deerniswekkend stukje statistiek. Toen ik het voor het eerst sinds lange tijd weer in de krant zette, reageerden mensen dan ook passend geschokt. Ja, het is echt heel erg. Maar wat mensen bijblijft zijn de interviewportretten die ik vervolgens maakte van verkrachte vrouwen. Over vijf jaar zullen ze zich precies herinneren hoe Anne tegen de inbreker die haar in haar eigen bed verkrachtte zei: ‘Nee, nee. Dit kun je niet doen. Het is niet eerlijk. Mijn vriend is net dood.’ Maar ze zullen niet meer weten of het nou 1 op 9 of 1 op 10 vrouwen was die zoiets in haar leven meemaakt.
Ook daarom zijn journalisten nodig. Want verhalen vertellen is een vak. Een noodzakelijk vak, om te zorgen dat al die belangrijke onderzoeksresultaten een gezicht krijgen, zodat ze niet vergeten worden.'