Het LUMC koos ervoor om haar naam niet bekend te maken. Ook de Volkskrant, die een dag na de bekendwording van de fraude uitgebreid over de zaak berichtte, bediende zich van deze piëteit. Wel gaven ze zoveel details dat met een paar luttele minuutjes googelen haar naam te achterhalen viel. De website van het populair-wetenschappelijke tijdschrift EOS was zelfs zo vriendelijk om te linken naar haar teruggetrokken PNAS-publicatie. Maar in het nieuwsbericht werd haar naam niet genoemd.
Ik zat daarover na te denken omdat ik diezelfde week aan tafel zat met een andere wetenschapsfraudeur: Diederik Stapel. Zijn rechtvaardigheidsgevoel was, begrijpelijk, enigszins aangedaan door het feit dat deze reumamevrouw door haar ex-werkgever en de media uit de wind werd gehouden, terwijl hij al bijna twee jaar met enige regelmaat door het journalistieke slijk wordt gehaald. In zijn boek ‘Ontsporing’ vertelt hij hoe verslaggevers voor zijn deur bivakkeerden, op zijn ramen klopten en onverwachts aanbelden in de hoop op een reactie op zijn academische wandaden. Ik interviewde Stapel over hoe hij nu verder wilde met zijn leven. Ik heb diepe spijt, zei hij, maar ik kan niet het boetekleed blijven aantrekken. Ik heb twee kinderen en een vrouw. Ik moet verder. Iedereen heeft recht op een tweede kans.
Tweede kansen, daar ben ik hartstochtelijk voorstander van. Als we iedereen die grandioos op zijn bek gaat meteen zouden afschrijven, zou 99 procent van de Nederlanders – mijzelf incluis – zielig in een hoekje zitten. En het afschermen van iemands identiteit helpt diezelfde iemand ongetwijfeld bij het grijpen van zo’n tweede kans.
Aan de andere kant: ik herinner me ook nog levendig hoe er naar aanleiding van de affaire Stapel door onder meer KNAW-president Hans Clevers werd gesproken over de behoefte aan meer transparantie en integriteit. En hoewel ik me best kan voorstellen dat het LUMC ontslag en een geruïneerde carrière voldoende straf vinden voor de vervalsende reuma-onderzoekster, rijmt dat maar moeizaam met deze behoefte.
Terwijl ik overpeinsde wat ik nou belangrijker vind, openheid of de privacy om in betrekkelijke anonimiteit je leven weer op te pakken, pieste PvdA-fractievoorzitter Diederik Samsom buiten de pot. Het NRC Handelsblad kondigde als een waar roddelblad zijn echtscheiding aan. Volgens de geruchten omdat hij zijn pielemuis buitenechtelijk in zijn woordvoerster had gehangen.
Hij had de Nederlandse columnisten geen groter plezier kunnen doen. Uitgebreid werd er geschreven over dit in principe toch hoogstpersoonlijke huwelijksleed. In de Volkskrant ging Max Pam los op de opiniepagina. Omdat Samsom zijn gezin had ingezet in een nogal klef verkiezingsspotje, was het nu gerechtvaardigd om te prijsschieten op zijn privéleven. Wat volgens Pam blijft hangen is ‘het verhaal van de man die de wereld wil verbeteren, maar zijn eigen leven niet op orde heeft. Eigen schuld.’ Als schot hagel in Samsoms toch al aangedane achterwerk voegde hij toe: ‘De kans dat hij hier voor de verkiezingen bovenop komt, lijkt me klein.’
Ik vond het zo smakeloos dat ik in mijn dilemma over openheid versus privacy ernstig naar de kant van privacy begon te hellen. Laat Samsom toch lekker alleen met zijn al dan niet gebroken hart. En geef de reumamevrouw de kans om zelf op te krabbelen en een nieuwe carrière te beginnen, zonder dat heel columnerend Nederland aan de zijlijn staat mee te loeien over wat een schurkette ze wel niet is.
Ik heb niet de illusie dat grote fraudezaken of het privéleven van Bekende Nederlanders in een klein land als het onze onder de pet gehouden kunnen worden. Maar wat me hoopvol stemt, is dat journalisten in de LUMC-reumazaak lieten zien dat ze terughoudend kunnen zijn. Ze wisten de naam van de fraudeur, en vermeldden die niet. Zulke terughoudendheid zou vaker betracht moeten worden, waar het gaat om beschadigde individuen. Al was het maar om een goed Engels principe te handhaven: you don’t kick a man when he’s down.'