Iemand held maken, het lijkt wel een kleuterfeestje, en we kregen nog net geen cape en maskertje. We figureerden in het evenement ‘Towards 100% open access at the UT’, en werden beloond voor onze voorbeeldige beleidsuitvoering. Dat voelt ongemakkelijk, hoe loffelijk het streven ook is. Ik had natuurlijk kunnen wegblijven, maar zó’n chagrijn ben ik nou ook weer niet. En de bloemen waren mooi.
Het was een behoorlijk opgetuigd evenement. Uit het dagvoorzittersgilde was Frénk van der Linden ingehuurd, en een symposiumtekenaar leidde onze aandacht af. Leo Waaijers (tijdens mijn studietijd in de jaren 80 aan de Technische Hogeschool Delft de kwelgeest van het lokale college van bestuur) leidde ons rond in de wereld van Open Access. Zelfs de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was aanwezig, zij het in ingeblikte vorm, om ons aan te moedigen heldhaftig strijd te blijven voeren.
Verder was er een panel van zes UT-wetenschappers. Ik was het eens met bijna alles wat gezegd werd: dat Open Access belangrijk is, dat tijdschriftpublicaties en impactfactoren belangrijk zullen blijven, dat het publiceren in tijdschriften, en het beoordelen van wetenschap en wetenschappers op tijdschriftpublicaties achterhaald is, dat universiteiten geen geheime deals met uitgevers moeten sluiten, dat impactfactoren weinig te maken hebben met feitelijke impact, dat impactfactoren in de diverse vakgebieden niet kunnen worden vergeleken, en: dat we het systeem eigenlijk moeten opblazen.
Impactfactorfetisjisme
Een deel van het probleem is dat wetenschappers worden aangemoedigd om vooral in bepaalde tijdschriften te publiceren, en dat die tijdschriften commercieel gerund worden. Gedwongen afname van een beperkt aantal leveranciers is niet goed voor de afnemer, en wel voor de leverancier: die zal de verleiding niet kunnen weerstaan om nog wat meer geld te verdienen, met soms absurde publicatietarieven. De gretigheid om in bepaalde bladen te publiceren is waarschijnlijk groter dan de gretigheid om diezelfde bladen te lezen. Dit maakt de verschuiving van het betalen door de lezer naar het betalen door de schrijver commercieel interessant. Gelukkig wordt de vrije markt enigszins ingeperkt door regelgeving. Maar zolang tijdschriften commerciële producten zijn en we blijven lijden aan impactfactorfetisjisme, zal het gesteggel tussen uitgevers en universiteiten een telkens terugkerend fenomeen zijn.
Hinderlijk keffertje
Overigens is Open Access een betrekkelijk eenvoudig en overzichtelijk probleem dat we met wat blijvende aandacht wel onder controle houden: een hinderlijk keffertje dat je af en toe wat dure brokjes toewerpt.
Waarom zijn al die tijdschriften eigenlijk niet van de wetenschappers zelf? Je zou dan om de zoveel tijd de logistiek van het publiceren openbaar kunnen aanbesteden. Maar dit is een vraag die honderd jaar te laat wordt gesteld. Een mogelijkheid zou nog zijn dat alle editors onder ons ermee ophouden, in plaats van met dit vrijwilligerswerk de kosten van de uitgevers te drukken. Maar zolang binnen universiteiten het editor zijn één van de bevorderingscriteria is, zal de bereidheid hiertoe niet groot zijn. Het keffertje zal dus wel blijven.
Open Science: de pitbull
Open Access is een klein onderdeel van het loffelijke streven naar Open Science: alle data beschikbaar en toegankelijk maken, en waarschijnlijk nog meer. Is Open Access een keffertje, dan is Open Science een pitbull, en dit beest moeten we echt heroïsch zien te temmen. Open Access heeft weinig invloed op het wetenschappelijke werk zélf, Open Science gaat daar diep op ingrijpen: wéér een op zich schone taak erbij, terwijl we ons toch al niet vervelen. Als de universiteiten dit niet goed organiseren levert het de wetenschappers heel veel extra werk op: voordat we een greep mogen doen naar het schaarse onderzoeksgeld, voordat we überhaupt met het onderzoek mogen beginnen als dat geld er eenmaal is, tijdens het onderzoek, en mogelijk nog jaren daarna. De universiteit zou er goed aan doen om op korte termijn een evenement ‘Towards 100% Open Science at the UT te organiseren’. Waarschijnlijk zit de zaal dan heel wat voller.