Ik ga dus ook trainen, als faculteitsbestuurder. De uitnodiging voor de training vertelt me: ‘Wetenschap is bij de UT steeds meer een internationale gelegenheid waar mannen en vrouwen met diverse achtergronden werken en studeren. Dit vraagt om een moderne, open en flexibele universiteit. Als UT willen we namelijk dat iedereen dezelfde kansen krijgt, talent aan ons binden en behouden en zo divers mogelijk zijn…’
De intenties die worden uitgesproken zijn mooi. Iedereen dezelfde kansen, talent binden en behouden, zo divers mogelijk zijn: dat is geweldig. Maar dan gaat het verder: ‘… aangezien diversiteit de kwaliteit verhoogt en vernieuwing en innovatie aanjaagt. Een doel op zich is diversiteit niet, maar het draagt bij aan de kwaliteit van ons onderwijs en onderzoek.’
Blijkbaar vindt mijn werkgever het nodig om die mooie intenties te rechtvaardigen. Alsof ze bang zijn dat ik anders niet naar de training kom, of dat ik eraan twijfel of diversiteit wel belangrijk is. Ik word gelokt met de perspectieven van meer kwaliteit en meer innovatie. Bij deze rechtvaardiging vraag ik me af 1) is dat zo? en 2) is dat een goede reden?
‘Diversiteit verhoogt kwaliteit’: is dat zo?
Blijkbaar is dit ooit uitgezocht, want mijn werkgever beweert natuurlijk niet zomaar iets, lijkt me. Jammer genoeg krijg ik er geen bewijsplaats bij. Misschien gaan ze me dat tijdens de training vertellen, zodat ik niet in de pauze wegga. Maar nieuwsgierig geworden duik ik er zelf even in. Ik kom een overzichtsartikel tegen van Katherine Klein van de Universiteit van Pennsylvania. Het resultaat van veel onderzoeken op dit gebied is dat genderdiversiteit geen meetbaar positieve effecten heeft op de prestatie van organisaties, of de prestaties van teams. Ook geen negatieve effecten, trouwens.
‘Diversiteit verhoogt kwaliteit’: is dat een goede reden?
Nu wil ik niet bij de eerste ondergraving van dit argument die ik tegenkom zelfgenoegzaam achterover leunen, hoewel het aangehaalde artikel is gebaseerd op een aantal grote metastudies. Stel nu dat we als UT inderdaad beter werk afleveren als we diverser worden, is dat dan een goede reden? Bij een wiskundige formule kan je onderzoeken of hij correct kan zijn door hem te testen voor extreme situaties. Voor een argument werkt die methode soms ook. Een extreme situatie is bijvoorbeeld, dat we ons een bedrijf voorstellen waar alleen mannen werken. Vrouwen krijgen geen kans, en niemand in het bedrijf kijkt daar echt van op. Toch besluit het management op een gegeven moment dat dit niet langer kan. Er moeten ook vrouwen worden binnengehaald, want ‘dat draagt bij aan de kwaliteit van ons product’. Dit is natuurlijk een opzienbarende stap, maar na enige tijd zal het achterliggende argument als nogal onbezield en opportunistisch worden beoordeeld: vrouwen kregen nooit een kans, maar ze mogen uiteindelijk dan toch meedoen omdat dat een beter product oplevert.
Diversiteit: waarom dan wel?
We moeten als universiteit het streven naar diversiteit niet verdedigen met een beroep op de kwaliteit van ons ‘product’. Hebben we wel criteria om te beoordelen of dat inderdaad beter wordt naarmate we meer divers worden? Een dergelijke rechtvaardiging maakt het hele streven naar diversiteit kwetsbaar. Het sentiment kan opkomen, dat als diversiteit niet blijkt te leiden tot beter onderwijs en onderzoek, we niet zo ons best hoeven doen. De enige reden om te streven naar diversiteit lijkt me, dat het gebaseerd is op het beginsel van gelijkheid. Het bieden van gelijke kansen is verankerd in artikel 1 van onze Grondwet. Dat is de basis van ons maatschappelijke bestel, waar we als universiteit deel van uitmaken. En als je in dat opzicht nog niet de organisatie bent die je wilt zijn, dan moet je daar harder aan werken.