In de uitzending zei hij verder dat wetenschappers twijfelen en dat dit een grote deugd is, behalve als het erom gaat overtuigend raad te geven aan politici. Wetenschappers zijn geneigd hun advies te beginnen met ‘We weten het natuurlijk niet zeker maar we hebben de indruk dat te veel eten dik maakt, dat alcohol wel eens slecht zou kunnen zijn voor je brein en we denken ook dat de mens misschien iets te maken heeft met de klimaatverandering’.
Op het Kopfestival in Deventer zag ik Terlouw ooit in het echt en leerde ik nog wat anders van hem. Kalmpjes op zijn stoel zei hij zoiets als: ‘Kijk naar deze paperclip’. Hij hield een paperclip omhoog. ‘Vanochtend toen het nog schemerig was viel deze paperclip uit het bakje met andere paperclips op de grond. Hoe dat kwam weet niemand, maar daar lag hij nu…. Vanaf de grond bekeek hij de kamer, de tafel waarop zijn vrienden lagen en de gordijnen waar wat licht doorheen viel’. Zie je het tafereel voor je, beste lezer? ‘Haha’, zei Jan, ‘Met een paar zinnen heb ik jullie over zoiets kleins als een paperclip laten nadenken en je meegenomen op een korte reis’. Terlouw pleitte vervolgens voor het gebruik van verhalen in het onderwijs. Studenten onthouden verhalen beter dan kennis.
Die paperclip bleef me altijd bij. Tegenwoordig vertel ik graag over de astrocyt, een gliacel waarop ik verliefd ben omdat hij als een dj onze neuronen tegelijkertijd kan laten ‘springen op de dansvloer’. Op datzelfde festival gaf ik een praatje over hersenletsel. Ik wilde dat in het plat doen. Nedersaksisch, Sallands of hoe je het ook noemen wilt, maar dat lukt me niet. Tijdens de voorbereiding bleek dat ik… uh… helemaal geen goed plat kan. Inmiddels ben ik op les, want naast dat verhalen en branie belangrijk zijn om impact te maken, denk ik dat we verhalen moeten vertellen in de taal van de mensen die we willen bereiken. In mijn geval – ik doe onderzoek naar (digitale) zorg voor ouderen - is dat met name van belang.
Sommige politici zijn net als demente ouderen. Ook zij willen graag in hun eigen taal worden aangesproken. Vrijdag krijg ik de kans om alle lessen van Jan Terlouw in de praktijk te brengen. Dan geef ik een lezing over het belang van streektaal en cultuur in eHealth op het Internationale Streektaalconferentie. Er komen veel beleidsmakers uit Overijssel op af en impact maken op hen is belangrijk voor de UT, vind ik. Ik wil hen – met spoed - laten nadenken hoe we in godsnaam de zorg houdbaar maken. Streektaal is het middel, niet het doel. Het doel is een goed en toegankelijk debat over de zorg.
De Wetenschappelijke Adviesraad voor de Regering (WAR) kwam op 15 september namelijk met een rapport waarin ze het advies geeft dat burgers (en politici) zo snel mogelijk bewust moeten worden gemaakt over de schaarste in de zorg. Een op de drie Nederlanders, zo is het vooruitzicht, zal in de zorg moeten gaan werken om iedereen straks verzorgd te krijgen.
Als wetenschapper zou ik willen beginnen door me te verontschuldigen. Ik sta feitelijk met lege handen. Ik heb (nog) geen onderzoek gedaan naar Twents en eHealth en kan nauwelijks wetenschappelijke literatuur vinden over het belang ervan in de zorg. Toch weet ik dat het voor iedereen die ooit een voet in een Twents verzorgingshuis zette zo klaar als een klontje is dat streektaal belangrijk is. ‘Aj mevrouw Heuvink in beweging wilt krieg’n, muj heur zeggen dat het niet slecht sol wean emn de benen te strekkn’. Met een Tukker praten over het weglaten van de borrel en een stukkie dreuge wos, doe je ook niet met Goois accent. We gaan elkaar nog nodig hebben in de schaarste en met de taboes: wetenschappers die globale trends zien, politici die lokaal impact hebben. Dus hop, op vrijdag spring ik op de barricade met de branie van een niet-wetenschapper en een paperclip in de achtertuk.