Het is half zes ‘s middags en na een dag werken haal ik mijn kinderen op van de buitenschoolse opvang. ‘Wat hebben jullie vandaag gedaan?’. ‘Oh, gewoon, ik heb een musical geschreven’, antwoordt mijn dochter. Tuurlijk, ze schrijft een musical in een dag, lach ik. De can-domentaliteit van jonge mensen, die nog niet bedorven zijn door school en maatschappij, is benijdenswaardig. Kinderen wrijven onder je neus waar het jezelf aan schort.
Een paar dagen daarvoor moest ik namelijk een column schrijven, maar er kwam niks. Nada. Ja, een stuk tekst dat eigenlijk een dagboekfragment was en dat ik dan maar inleverde als column en later terugtrok. Viel het ontbreken van de column u op? Mogelijk niet, want ik kan best gemist worden. Deze week schrijf ik over het columnistenbestaan, want ik twijfel eraan.
Sinds 2018 schrijf ik columns voor U-Today. Als wetenschapper ging er een wereld voor me open. Schrijven voor de media heeft veel wat schrijven in de wetenschap niet heeft. Allereerst, het tempo! Oh mensen, het tempo. Wat werken mediamensen snel. Zelf raak je er ook van op dreef. Mijn beste columns schreef ik in hooguit twee uur tijd. Als ze recht uit mijn hart op het papier komen, bekken ze het lekkerst. Hoe langer ik schrijf, hoe meer mijn hoofd mee gaat doet. In mijn geval bijna nooit een goed idee. Vervolgens mail je je stukkie naar de redactie van U-Today en binnen een paar uur krijg je reactie. Je edit en klooit nog wat en plop: de column staat online.
Hoe schril het contrast met de wetenschap. Mijn promovendus stuurde vorig jaar november haar eerste paper op naar een wetenschappelijk tijdschrift. In maart hadden we nog geen reactie en besloten we na te vragen of er iets gebeurde. ‘ De paper was under review’, luidde het antwoord van de redacteur, zelf ook een wetenschapper. Het is nu 1 juni en mijn promovendus heeft nog steeds geen reactie. Geen afwijzing, geen accepted with major revisions. Niks. Wat kan ik haar zeggen? Zo gaat het nou eenmaal? Publiceren kan soms jaren duren? Zo is het wel, maar ik zie de moed in haar schoenen zakken bij het constateren van de woonwijksnelheid in de wetenschap. Als je van snelheid houdt, moet je niet in de wetenschap blijven.
Het tweede grote verschil tussen schrijven in de media of wetenschap zijn je reviewers. In de wetenschap geven anonieme reviewers commentaar op je stuk. Reviewer één is soms nog wel redelijk en zet je aan het denken. Reviewer twee is standaard chagrijnig en zelfingenomen: ‘Waarom citeer je dit artikel uit 2018 niet?’. Dat artikel is uiteraard van hemzelf. Er bestaat zelfs een Facebookpagina over: ‘Reviewer 2 must be stopped’. Ook zijn er tips hoe je kan voorkomen dat je zelf een reviewer twee wordt.
Hoe anders de redactie van U-Today. Commentaar krijg je persoonlijk van bijvoorbeeld een Maaike of een Jelle. Mensen hebben een naam. En de mensen werken allemaal aan hetzelfde doel: samen goede stukken schrijven waar de UT gemeenschap wat aan heeft. Doordat zij journalistiek hebben gestudeerd, krijg je superfijne tips. Wat ik leerde bij U-Today, pas ik inmiddels toe binnen het onderwijs en de wetenschap. Ik redigeer papers van studenten en promovendi anders, schrijf betere subsidievoorstellen en handleidingen en laat zoveel mogelijk bullshit weg.
Dat is schrijven namelijk. Proberen de bullshit weg te laten. Eigenlijk net als goede wetenschap.