Tot op een ochtend vlak voor de kerst hadden de stamcellen zich voorbeeldig gedragen. HELA-cellen gaan, bij wijze van spreken, woekeren zodra ze in een petrischaaltje belanden. Daar zijn het nou eenmaal kankercellen voor. Stamcellen daarentegen zijn echte diva’s. De premature cellen, die nog kunnen veranderen in elke mogelijke celsoort, raken van het minste of geringste de kluts kwijt, legt promovenda Lena Koch uit. ‘Het medium dat je gebruikt, de kleinste schommeling in temperatuur, zelfs de verandering van seizoenen kan invloed hebben’, zegt Koch. ‘Je hebt erg veel geduld nodig om met ze te werken.’
Het oogstmoment
Rond een uur of half tien die bewuste ochtend legde de promovenda haar cellen onder de microscoop.Tien weken lang had ze hen met veel zorg en aandacht opgekweekt tot neuronen. De volgende dag zou het ‘oogstmoment’ zijn, het einde van het experiment, de dag dat ze alle data kon noteren die ze zo hard nodig had. Vlak na de kerst wilde ze haar resultaten al delen in een aanvraag voor een conferentiepresentatie.
Ze zag direct dat het mis was. ‘Ik had een schimmelinfectie in mijn controlesample. Dat ziet eruit als een soort netwerk van boomtakken, er was geen twijfel mogelijk. Dat kun je niet, zoals bij een lekkende biochip, oplossen met wat tape. Alle late nachten, al het weekendwerk dat je hebt besteed aan het verzorgen van de cellen, is dan allemaal voor niets geweest.’
Ze maakte een foto met haar mobieltje en mikte het schaaltje in de prullenbak.
Hoge prestatiedruk
Het klinkt vreselijk en dat is het ook, maar wie een wetenschappelijke carrière ambieert in de stamceltechnologie, kan er maar beter aan wennen. Na haar master biomedische wetenschappen in Münster wilde Koch graag interessant onderzoek doen. Ze had al eens stage gelopen in Twente, dus toen ze viavia ontdekte dat er een promotieplaats vrijkwam, besloot ze het te proberen.‘Ik solliciteerde, omdat het onderwerp zo nieuw en interessant was. De promotie zag ik eerder als een soort neveneffect. Dat was misschien wat naïef, want de druk is hoog, er zijn veel deadlines en soms heb je gewoon niet de mentale kracht om daarmee om te gaan. Soms wordt alles te veel. Dan vraag ik me af of ik mijn twintigjarige ik achteraf zou hebben geadviseerd om toch maar elders een onderzoeksbaan te zoeken.’
‘Het kan erg moeilijk zijn toe te geven dat niet alles gaat zoals gepland, omdat de prestatiedruk in deze wereld erg hoog is.’
Imposter syndrome
Hoewel veel promovendi dit zullen herkennen, zijn velen huiverig om hierover openlijk te vertellen aan een journalist. Koch, die op het punt staat haar promotie af te ronden, begrijpt dit wel. ‘Het kan erg moeilijk zijn toe te geven dat niet alles gaat zoals gepland, omdat de prestatiedruk in deze wereld erg hoog is. Je moet een goed cv opbouwen, artikelen publiceren en bepaalde doelen bereiken. In het buitenland moet je als promovendus ook nog beurzen binnenslepen. Je legt een hoge druk op jezelf en je omgeving doet dat ook. Daardoor kan het moeilijk zijn om eerlijk te zijn over wat er niet goed gaat.’
Dat kan ook iets te maken hebben met het nauwgezette karakter dat veel wetenschappers volgens Koch hebben. ‘Voor dit werk moet je een bepaalde mate van perfectionisme hebben, maar veel mensen zijn wel heel kritisch over zichzelf. Velen, ik ook, worstelen met een imposter syndrome. Zelfs mensen die briljant zijn. Je hebt het gevoel dat het nooit genoeg is, dat je je altijd moet bewijzen. Als er ook maar iets fout gaat, is er altijd de angst dat je hier niet thuis hoort.’
De onderlinge competitie om geld en middelen helpt daar niet bij. Die kan soms wrede vormen aannemen, vertelt Koch. ‘Sommige afdelingshoofden voeden opzettelijk de wedijver in hun groep. In Münster kwam het voor dat twee promovendi werden aangenomen voor dezelfde positie. Wie het eerst een bepaalde mijlpaal had bereikt, mocht doorgaan. De ander moest iets anders zoeken. Die wedijver maakt dat onderzoekers een soort eilandjes worden en niet makkelijk hun hand uitsteken naar collega’s.’
Hart onder de riem
Over haar eigen begeleider heeft Koch gelukkig niets te klagen. Na die bewuste ochtend van de schimmelramp stak deze haar juist een hart onder de riem. ‘Ze condoleerde me, want na zoveel maanden zorg voor stamcellen raak je er als het ware aan gehecht. Met haar kan ik ook over persoonlijke dingen praten. Ik denk dat het heel belangrijk is om de persoon achter de promovendus te zien, omdat persoonlijke omstandigheden een groot effect kunnen hebben op het onderzoek. In andere groepen wordt het belang van compassie en begrip vaak onderschat.’
Competitiedrang kan een goede drijfveer zijn, denkt Koch, maar alleen als die binnen de perken blijft. ‘Als het negatief gedrag bevordert, kunnen onderzoekers zich ongemakkelijk gaan voelen om anderen aan te spreken die werken in dezelfde richting. Terwijl je veel problemen juist eerder oplost door samen te werken en ideeën te delen.’
‘Het zou heel nuttig zijn geweest als iemand had gepubliceerd over dingen die niet werken. Zodat jij er niet maanden of jaren je tanden op stukbijt.’
Van elkaar leren
Het liefst zou Koch zien dat onderzoekers ook structureel hun tegenslag delen. Niet alleen om stoom af te blazen, maar vooral om van elkaar te leren. ‘Je leest nooit over de negatieve uitkomsten van experimenten. Soms worstel je ergens mee en dan zegt iemand: “oh ja, je probeerde dit, maar dat werkt niet om deze reden.” Dan zou het heel nuttig zijn geweest als iemand had gepubliceerd over dingen die niet werken. Zodat jij er niet maanden of jaren je tanden op stukbijt. Als promovendus heb je niet alle tijd van de wereld.’
‘Je leest nooit over de negatieve uitkomsten van experimenten.’
Na haar promotie zal Koch meteen beginnen aan een postdoc-onderzoek. Want hoewel ze zich nog steeds weleens afvraagt of de keuze voor een promotietraject wel de juiste was, is het antwoord daarop toch bevestigend. ‘Je krijgt er ook veel voor terug. Je kunt een positieve bijdrage leveren aan de geneeswijze van een ziekte, conferenties bijwonen, allerlei verschillende mensen ontmoeten. Bovendien leer je veel over jezelf. Ik heb geleerd om geduldig te zijn, meer compassie te hebben voor mezelf en voor anderen. Soms gaan dingen niet goed, maar er is altijd een tweede kans.’