Nog nooit zweefde ik als aanstaand kiezer zo plompverloren als ik nu doe. Afgelopen maandag luisterde ik naar het gesprek tussen stadsgenoot Pieter Omtzigt en Fardau Wagenaar en Ron Fresen in de serie Van Torentje naar Torentje. Ik durf het niet hardop te zeggen, want het is vloeken in de kerk, maar ik ben het inmiddels wel een beetje met Omtzigt eens.
Dan heb ik het over zijn standpunten dat Nederlands de voertaal moet zijn in het hoger onderwijs en dat het aantal internationale studenten in het hoger onderwijs teruggeschroefd moet worden.
Voorheen was ik het niet met hem eens. Oh nee. De taal van de wetenschap is in de eerste plaats wiskunde, met Engels als goeie tweede. We moeten elkaar kunnen verstaan. Wetenschap doet niet aan landsgrenzen. Laat ons met rust, rare chauvinistische politici.
Maar in het geniep betrap ik mezelf erop dat een deel van mij hoopt dat Omtzigt dit punt wint. Ik hou van taal, mijn taal. Het zal de lezers niet ontgaan zijn dat ik al meer dan vier jaar columns schrijf in het Nederlands, terwijl bijvoorbeeld columnist Niels ervoor kiest in het Engels te schrijven. In columns leg je jezelf expres bloot, met al je moois en je lelijks, om een punt te maken en dat doe ik dan toch het liefst in mijn eigen taal.
Ook denk ik, beter gezegd speculeer ik, dat bepaalde Nederlandse jongeren mogelijk afgeschrikt worden door het Engels in het hoger onderwijs. Dan denk ik aan studenten uit minder bemiddelde gezinnen. Studenten met minder dan de zeven vinkjes. Studenten die niet met hun ouders naar Ibiza op vakantie gingen of op wintersport naar Oostenrijk. Of eerste-generatiestudenten die bij voorbaat al twee-nul achter staan doordat ze de academische mores en het jargon niet met de paplepel ingegoten hebben gekregen. Dat soort jongeren zou ik er maar wat graag bij hebben.
Toen ik nog in Leiden werkte, gaf ik elke les tweemaal: een keer in het Nederlands en een keer in het Engels. Dat was daar standaard. Studenten kozen zelf in welke track ze onderwijs wilden. Meertaligheid lijkt me de ideale oplossing. Het kost twee keer zoveel tijd, maar het onderwijs is dan veel toegankelijker. Tja, dan moet je wel minder studenten toelaten of meer docenten aannemen. Laat dat nou net een luxe zijn die we ons momenteel niet kunnen permitteren.
De UT heeft namelijk ook een crisis. Financieel gaat het een beetje moeilijk. Je merkt dat aan de broodjes. Die mogen niet meer bij vergaderingen worden besteld. Ik voel dat er aan mijn bestaanszekerheid wordt beknibbeld. De broodjes gaan weg. Kijk, dat ze in de Pathmos moeite hebben met rondkomen a là, maar de crisis hoeft mij als hoogopgeleide, superbelangrijke wetenschapper toch niet te raken? Nu is de maat vol!
Dus misschien moeten we gegeven de vele crisissen in het land toch kiezen. Of Engels. Of Nederlands.
Mijn verstand kiest links, mijn hart kiest kaas.