Tijdens de koffiepauze van een lange vergadering sprak een collega mij aan. Hij vroeg of het wel een beetje goed met mij ging. Mijn sociale media-uitingen waren namelijk zo somber.
‘Nou ja, lieve collega’, dacht ik, ‘Inderdaad word ik somber van de meer dan 15.000 doden en 85% ontheemden in de Gazastrook, het wegkijken en stilzwijgen van de rest van de wereld, het grote aantal Nederlanders dat op de racistische en antidemocratische partij stemt, de gestage terugkeer van anti-intellectualisme, de verdrietige blikken van mijn internationale collega’s nu politici vastbesloten zijn eigen volk eerst te stellen en het in de ijskast zetten van urgente klimaatplannen.’
Dat alles zeg ik niet tegen mijn collega. In 44 jaar heb ik geleerd dat het in de maatschappij niet de bedoeling is dat je eerlijk antwoordt. Daar schrikken mensen van. Ik glimlach dus en zeg dat het wel meevalt, dat ik good te passe bin.
De waarheid is dat ik in mijn leven best wat sombere periodes heb gekend. Ze duurden soms maandenlang. Daarnaast had ik soms uren van totale bevreemding. Als student liep ik dan verdwaasd door Groningen en vroeg me af hoe de mensen in godsnaam grijnzend kerstinkopen konden doen. Ik dacht: ben ik nou de enige?
Maar ik was nooit alleen. Met mij – zo blijkt – zijn er vele studenten die zich somber voelen.
Vorige week, op 30 november, verscheen het rapport over het mentale welzijn en middelengebruik onder studenten in een rapport van de Tweede Kamer. Teveel drinken, levensmoe, het gaat nog niet goed met studenten, kopte U-Today. Een op de vier respondenten is levensmoe. Meer dan de helft is gestrest door zijn studie. Studenten ervaren prestatiedruk, hebben hoge studieschulden en te weinig tijd om jong te zijn. Ze kampen met slaapproblemen. Ze laten zich door sociale media wijs maken dat ze minder belastbaar zijn dan anderen, dat ze harder door moeten. En daarnaast piekeren ze over de wereld, het klimaat, de toekomst.
Tuurlijk doen ze dat. Het ís namelijk ook niet normaal. De mensheid doet zichzelf nogal wat aan. De wereld gaat aan vlijt ten onder, schreef Max Dendermonde. (Een van de beste boeken van de Nederlandse geschiedenis wat mij betreft).
We schrikken van de cijfers van zo’n rapport. We willen dat het goed gaat met onze studenten. Sommigen mopperen op de cijfers. Waarom gaat het niet goed met hen? Zijn ze verwend of zo? Wat weten zij nou van hard werken? Het oordeel over jonge mensen is hard. We leggen hen een norm op die we voor onszelf hebben genormaliseerd.
Over die norm praten we niet en een echt gesprek over somberheid gaan we uit de weg. In plaats daarvan bestaat onze zorg voor welzijn van studenten (en medewerkers) uit het jaarlijks opsturen van een welzijnsvragenlijst en een paar welzijnsweken waarin je gratis je bloedruk mag laten opmeten en een appel krijgt. Of je kan wat antidepressiva of Ritalin halen bij je huisarts. De stoppen in mijn hoofd slaan door.
Wat mij betreft ben je namelijk abnormaal als je momenteel niet in foetushouding onder je bureau ligt te huilen. De wereld gaat aan vlijt ten onder.