Tobias Sybesma zou vorige maand 15 jaar zijn geworden. Hij overleed echter op 31 juli 2018 aan de gevolgen van een diffuus intrinsiek ponsglioom (DIPG), een zeldzame vorm van hersenstamkanker die vooral kinderen treft. De overlevingskans: 0 procent. Gemiddeld genomen overlijden patiënten binnen elf maanden na diagnose.
Vader Reitse startte na het overlijden van zijn zoon de Tobias Sybesma Foundation en ‘kwam aanwaaien’ bij de UT-onderzoekers, vertelt Broersen. ‘Reitse wil de boel met zijn stichting in beweging brengen. Hij is ontzettend strijdvaardig en bevlogen om aandacht te krijgen voor deze ziekte. Opeens klopte hij vorig jaar bij ons aan, met de vraag of wij vanuit onze vakgebieden niet iets konden betekenen.’
Sybesma bracht de UT-onderzoekers in contact met kinderoncoloog Dannis van Vuurden, bekend van het RTL-programma Topdokters en werkzaam bij het Prinses Máxima Centrum. Zo ontstond een bijzondere driehoekssamenwerking: de vader die zijn zoontje verloor aan de ziekte, de dokter die dagelijks aan het ziekenhuisbed staat en wetenschappers in de Twentse laboratoria. Hun gezamenlijke doel: een onbehandelbare ziekte behandelbaar maken.
'Je kunt hier niet zomaar een scalpel in steken'
Wereld te winnen
Maar de weg naar ook maar een één procent overlevingskans voor hersenstamkankerpatiënten is een even lange als lastige, zo schetst Broersen de situatie. ‘De tumor is inoperabel, omdat deze nauw verweven is met de hersenstam. Vanuit dit deel van de hersenen worden vitale functies als ademhaling en hartslag aangestuurd. Je kunt hier niet zomaar een scalpel in steken. Daarnaast is het een diffuus glioom: de kwaadaardige cellen zitten niet opgehoopt, maar verspreid tussen de gezonde cellen. Bestraling lijkt even effect te hebben, maar na een tijdje versnelt de groei van de tumor alleen maar.’
En omdat deze kankervariant zo zeldzaam is, is er amper onderzoek gedaan, weet Broersen. ‘Vergeleken met long-, darm- of huidkanker, blijft DIPG straatlengtes achter in onderzoek naar diagnostiek en behandelingsmogelijkheden.’ Er is een wereld te winnen dus. De UT-onderzoekers willen daarom mini-organen maken met daarin tumorcellen van patiënten, in eerste instantie om beter te begrijpen hoe de ziekte zich manifesteert. ‘We gaan vergelijken wat er in die tumorcellen gebeurt in vergelijking met materiaal van mensen zonder een tumor. Treedt het immuunsysteem dan wel in werking als één van de cellen een neiging heeft tot tumorvorming? Door gebruik te maken van mini-orgaantjes kunnen we dit soort studies uitvoeren zonder terug te vallen op bijvoorbeeld dierproeven’, zegt Broersen.
Splinter
Normaal gesproken is de immuunreactie in de hersenen op een tumor heel actief, legt Broersen uit. ‘Zie het als een splinter in je vinger, waarbij het weefsel eromheen gaat ontsteken. Bij deze tumorcellen ligt het afweersysteem stil. We begrijpen nog niet goed waarom het immuunsysteem deze tumorcellen niet herkent en in actie komt.’
Daarnaast proberen de UT-onderzoekers in kaart brengen wat er precies bij een specifieke patiënt gebeurt. ‘Samen met Andries en Loes kunnen we microfluïdische systemen maken voor deze organs-on-a-chip. In deze systemen groeien we de mini-organen onder omstandigheden die kenmerkend zijn voor de hersenen. Ik wil zelf vooral kijken wat er op celniveau gebeurt’, aldus Broersen.
'We weten maar al te goed dat de tumorcellen van de kinderen op Dannis’ afdeling komen'
Naast een afwijkende immuunreactie zijn tumoren in de hersenen bijzonder lastig te bereiken met medicatie. ‘We weten dat de bloed-hersenbarrière, een soort poortwachter tussen de hersenen en de rest van het lichaam, een rol speelt bij de bereikbaarheid van de hersenstam voor medicijnen’, zegt de UT-onderzoeker. ‘Het is lastig om precies te weten hoeveel van een toegediend medicijn op de plaats van bestemming aankomt. Dit soort variabelen kun je goed nabootsen met een organ-on-chip model.’
Motivatie kietelen
In zekere zin is het good old labonderzoek, zoals de UT’ers gewend zijn. Maar de maatschappelijke relevantie komt door de samenwerking dichterbij dan ooit. ‘We zijn uiteraard langsgegaan bij Dannis in het Prinses Máxima Centrum. We waren opgelucht dat hij ons niet vroeg om mee de afdeling op te gaan… Je weet gewoon dat er terminaal zieke kinderen achter die deuren liggen’, vertelt Broersen. ‘Als wetenschapper sta je daar eigenlijk amper bij stil, maar dit kietelt de intrinsieke motivatie enorm. We weten maar al te goed dat de tumorcellen waar we mee werken van de kinderen op Dannis’ afdeling komen. Dit is een totaal nieuwe benadering vergeleken met wat we gewend zijn, maar ons onderzoek wordt er des te zinvoller door. We werken met een andere energie.’
'Een overlevingskans van één procent zou al baanbrekend zijn'
Veel staat al in de steigers op dit moment. Vanuit het Prinses Máxima Centrum buigt een postdoc zich over het onderwerp, samen met een promovendus vanuit de UT, Job Komen. Wat verder nodig is? Vooral tijd én geld, stelt Broersen. ‘Ik hoop dat we een streepje voor hebben in de zoektocht naar financiering, want we gaan voorstellen schrijven en indienen. Soms moet je je bij een onderzoeksvoorstel in een bepaalde route te wringen, om het persoonlijke en menselijke er bij te zoeken. Dat is hier absoluut niet het geval. Dit is zo’n betekenisvol project, daarom twijfelden we geen moment om ons hierop te storten.’
Glimpje aan hoop
Wanneer het project geslaagd is? ‘Een overlevingskans van één procent zou al baanbrekend zijn’, weet de UT-onderzoeker. ‘Maar voordat je daaraan ook maar kan denken, zijn er zó ontzettend veel stappen te nemen. We beginnen met onze organs-on-a-chip, om beter te begrijpen hoe de ziekte zich gedraagt. Dat brengt tal van vragen met zich mee: ligt het aan het immuunsysteem van de patiënt of aan de tumorcellen? Hoe werkt dat systeem überhaupt bij deze patiënten en hoe activeer je het? En we zijn bezig om te kijken aan welke fysiologische medicijnconcentraties de tumor blootgesteld wordt en hoe we dit kunnen nabootsen om goed te onderzoeken wat het effect kan zijn van medicijnen. Het zijn allemaal kleine stapjes op weg naar een groot doel. Al is het maar dat een dokter bij een slechtnieuwsgesprek een glimpje aan hoop en perspectief kan bieden, in plaats van het zoveelste doodsvonnis.’