‘Moet dat?’, vraag Jennie als we haar vragen voor een afscheidsinterview. ‘Ik hoef echt niet in de spotlight. Laat mij maar lekker achter de schermen.’ Maar na een beetje aandringen, geeft ze toch toe. Bescheiden, dat wel. ‘Ik heb geen interessant verhaal voor je hoor.’ Het is Jennie ten voeten uit. Ze is wars van dikdoenerij en leeft bij de dag. ‘Aan vooruit plannen doe ik niet’, zegt ze. ‘Als ik ’s ochtends in de Vrijhof begin, bekijk ik pas mijn rooster. Ik kan dat natuurlijk een dag van tevoren doen, maar wat heb ik eraan?’
Voorvrouw
Een doordeweekse dag begint vroeg. Om 4.10 uur staat ze op, een uur later gaat ze van huis, zodat ze om 5.30 uur de sleutels van de Vrijhof bij de beveiliging kan ophalen. Haar werktijd begint officieel een half uur later. ‘Ik ben voorvrouw van de ploeg in de Vrijhof, de Bastille, Erve Holzik en van de kantine van groenbeheerder Krinkels. In die extra tijd plan ik de tien schoonmaaksters in en zorg ik dat mijn schoonmaakkar klaar is zodat ik de anderen op weg kan helpen.’
Dat doet ze al 39 jaar op de UT, altijd in de Vrijhof. Daarvoor werkte ze met haar twee zussen Jo en Margje in de confectie. ‘Zittend werk’, zegt Jennie. ‘Dat is helemaal niets voor mij. Ik zei tegen m’n zussen: ik ben weg en ga naar de THT (voorloper van de UT, red.). Jo en Margje volgden mijn voorbeeld en kwamen ook naar de campus.’
Fysiek werk was er genoeg. Jennie herinnert zich de concerten in de Vrijhof nog goed. Chris Rae of De Dijk, waar ze zelf ook was. ‘De dag erna kon het een flink zooitje zijn. Dat is tegenwoordig anders. Iedere gebruiker van een ruimte, wordt geacht zelf op te ruimen.’
Zwarte dag
Bijzonder was het dat ze met Margje samenwerkte in het cultuurgebouw. Jennie de benedenverdiepingen, Margje boven. Tot viereneenhalf jaar geleden toen een pikzwarte dag zich aandiende. ‘We reden vaak samen’, herinnert ze. ‘Bij de auto merkte ik dat ik mijn werkschoenen nog aan had en ging terug. Mijn zus reed alvast naar huis. Die middag kreeg ik bericht: ze was getroffen door een hersenbloeding en ’s avonds overleed ze.’
Ze vertelt het verhaal met tranen in de ogen. ‘Weet je, ik ben er echt niet heel de tijd mee bezig. Maar als ik erover praat, dan hou ik het niet droog. Ik denk nog iedere dag aan mijn zus. Als ik de Vrijhof ’s ochtends in alle vroegte open dan is ze in mijn gedachten.’
Jennie kijkt al een tijdje uit naar haar pensioen. Ze merkt dat het werk steeds zwaarder wordt. ‘Je bent de hele dag fysiek in touw. Tillen, bukken, het hoort erbij. De laatste jaren voel ik dat meer, vooral als ik ’s middags thuis kom. Dat loop ik er dan weer af. Met onze Duitse herder ga ik dan lekker het bos in. Een uur lopen en uitwaaien.’
‘Ik zie wel wat ik met de tijd ga doen’
De wekker, die zal ze niet missen. ‘Ik ben best wel een ochtendmens, maar acht uur is ook een mooie tijd, toch? Dan kun je ’s avonds om een uur of twaalf naar bed. Wat ik met mijn vrije tijd ga doen? Ik zie het wel. Eerst de kasten maar eens uitruimen en we gaan onze houten vloer helemaal opschuren. In mei volgend jaar gaan we met de caravan op pad. Daar zoek ik vast een mooie locatie voor.’
Een paar dagen nog en dan trekt ze de deur van de UT definitief achter zich dicht. Dinsdag 30 oktober, om 8.30 uur zit het erop. Voor dit verhaal moet ze nog even op de foto. ‘Dan neem ik mijn kar wel mee naar buiten’, stelt ze voor. ‘Kan ik me mooi achter verschuilen.’