Het grootste gedeelte van 2018 was Broersen niet op de UT te vinden, maar in de laboratoria en collegezalen van de University of California in Berkeley. Een Fulbright-beurs maakte het haar namelijk mogelijk om van januari tot augustus in de Bay Area te werk onder de vleugels van Nobelprijswinnaar Randy Schekman. Zelf hoefde ze niet zo graag naar de Amerikaanse westkust, maar haar man en twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) zagen het avontuur wel zitten. ‘En er was maar één onderzoeksgroep waar ik überhaupt heen wilde, die van Schekman’, vertelt Broersen.
Het werd een tijd van openbaringen: vanaf dag één kwam ze terecht in het lab van een onderzoeksgroep die mede dankzij een Nobellaureaat bakken vol geld had. ‘Maar belangrijker nog was dat er ontzettend veel vertrouwen sprak vanuit de universiteit in Schekman, om iets goeds met dat geld te doen. De urgentie van zijn onderzoek werd gezien. En onder zijn hoede kon ik doen wat ik wilde. Dat was écht een bevrijding, vergeleken met de regeltjes in Nederland.’
'Of ik mezelf als talentvol zie? Nee joh, er zijn mensen met veel meer talent dan ik'
Hippiestad
Maar ook buiten het lab ging een wereld voor Broersen open: hardlopen tussen de Sequoiabomen op de Berkeley-campus, wonen in de ‘hippiestad’ Berkeley – recht boven een breuklijn, lesgeven aan een select groepje supergetalenteerde studenten, de kinderen naar een school sturen waar ze ‘from scratch’ de taal moesten leren en uitstapjes maken naar nationale parken in het weekend. Bovenal herinnert ze zich de wekelijkse wandelingen die ze van lab naar collegezaal maakte, samen met Schekman. ‘Het was een kort stukje, dus ik nam me voor om hem iedere keer uit te dagen met een nieuw gespreksonderwerp. Hij bleek geïnteresseerd in het tenure track-beleid. ‘Hoezo een evaluatiecommissie?’, vroeg hij. Talent herken je toch gewoon’. Of ik mezelf als talentvol zie? Nee joh, er zijn mensen met veel meer talent dan ik. Ik zie mezelf als iemand die haar passie wil volgen.’
Wie tegen een jonge Kerensa Broersen zou zeggen dat ze jaren later geanimeerde gesprekken zou voeren met een Nobelprijswinnaar, had ze waarschijnlijk voor gek verklaard. ‘Op school was ik vreselijk niet-committed. I Ik was wel geïnteresseerd, maar deed het minimale. Mijn vader had statistiekboeken thuis en ik vond het wel cool om te zien of iets berekend kon worden. Maar als kind was ik vooral onrustig.’ Voegt lachend toe: ‘Hoe is het dan toch goed gekomen met mij, zul je je afvragen?’
Koekjes bakken
Broersen koos voor een studie Voedingskunde en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam. ‘Ik vond voeding altijd wel interessant. En gaandeweg mijn studie kwam ik erachter dat de basisvakken mijn aandacht kregen: scheikunde, celbiologie, anatomie. Het kon me niet gedetailleerd en ver genoeg gaan. Ach, misschien was ik daarvoor op een bepaalde manier nog te jong om dat enthousiasme te vinden. Die vertwijfeling zie ik tegenwoordig ook veel bij jonge studenten; je moet continu streven naar goed zijn in iets. Maar wat dat iets is, is ontzettend moeilijk om voor jezelf te bepalen.’
'Het is niet voor te stellen hoeveel natuur- en scheikunde er komt kijken bij het bakken van koekjes'
Ze studeerde in 1997 af als diëtist, maar een stageperiode spiegelde haar het beeld voor dat ze dagelijks vooral mensen met overgewicht moest helpen. Ze zocht meer de diepgang op en toog voor een master naar de Engelse University of Huddersfield. ‘Toen al flirtte ik met het idee om een PhD te gaan doen. Al belandde ik na mijn master eerst op de R&D-afdeling van het koekjesbedrijf United Biscuits, in Londen. Geloof me, het is niet voor te stellen hoeveel natuur- en scheikunde er komt kijken bij het bakken van koekjes. Maar goed, daar ging ik de wereld niet mee redden. En die baan bevredigde niet mijn intellectuele nieuwsgierigheid.’
Steeds luider hoorde ze de academische wereld roepen. Een jaar analytisch werk in de laboratoria van de University of York was voor Broersen een opstap naar een PhD in Wageningen. ‘Nog steeds gericht op voeding, specifiek hoe eiwitten gestructureerd waren. Gek genoeg gedragen de eiwitten in onze hersenen zich exact hetzelfde. Dáár wilde ik me verder in verdiepen. En ineens zag ik een postdocplek bij de Medical Research Council in Cambridge met mijn naam erop. Maar ja, het is wel Cambridge. Kom daar maar eens binnen. Maar het lukte, ik kon me twee jaar lang verdiepen in hardcore celbiologie. Dat bleek zoveel cooler dan voedingsmiddelen.’
Brussel en Nico
Na Cambridge toog ze naar Brussel, om aan de Vrije Universiteit haar postdoc voort te zetten bij het Switch Laboratory. Een jaar later, in 2008, werd ze daar professor en teamleider op het gebied van biofysica voor neurodegeneratieve ziektes. In Brussel leerde ze hoogleraar Nico van Nuland kennen als mentor, met wie ze samen intensief onderzoek deed naar de ziekte van Alzheimer. Die onderzoeksniche zette ze voort toen ze met haar echtgenoot afsprak dat het weer tijd was om naar Nederland te gaan en bij de UT terechtkwam in 2011.
Voor Van Nuland liep het anders. Bij hem werd in 2012 ALS geconstateerd. Al die jaren erna hielden de twee contact, al verliep dat steeds moeizamer. In 2016 liep Broersen een halve marathon voor de Stichting ALS, als gebaar naar hem. ‘Het was prachtig dat hij er hoogstpersoonlijk voor zorgde dat ik de grens van 1000 euro passeerde.’ Maar het sardonische van de ziekte is dat ze beiden wisten dat het geld nooit bij Van Nuland terecht zou komen, zo snel gaat het met ALS. Vlak voor Broersens vertrek naar de VS overleed hij. Omdat de uitvaart in zeer besloten kring plaatsvond (‘dat respecteerde ik, maar ik vond het moeilijk te accepteren’), volgde later pas een groots eerbetoon waar Broersen deel van uit kon maken: een symposium in Luik, opgedragen aan Nico van Nuland (1961-2017).
Nanopil
Broersen stortte zich sinds haar komst naar Twente volledig op Alzheimer, evenals tal van andere wetenschappers wereldwijd. In 2018 leidde dat volgens Pubmed, een website met daarop vrijwel alle belangrijke medische publicaties, tot bijna elfduizend publicaties. Het wrange is dat de ziekte even ongrijpbaar blijft. Alle inspanningen van knappe koppen ten spijt, Alzheimer blijft evenwel schier onmogelijk te voorspellen en te genezen, weet ook Broersen.
Samen met collega’s werkt ze aan een nanopil met daarin een cocktail aan geneesmiddelen, die zijn weg moet vinden naar de juiste plek in de hersenen. Een van de grote boosdoeners bij Alzheimer lijkt volgens Broersen namelijk het amyloïd-bèta eiwit te zijn. Dat eiwit hoopt zich op in de hersenen bij mensen die de ziekte hebben. ‘En als we ervan uitgaan dat Alzheimer hoofdzakelijk in de hersenen ontstaat – wat een redelijk veilige aanname is, ook op basis van testen op muizen – proberen we te zorgen dat de medicijnen aankomen waar de ziekte begint.’
Het klinkt zo makkelijk: maak een nanopil, vul deze met medicijnen, breng de pil in bij een patiënt en laat ‘m op de juiste plek in het brein terechtkomen. Maar de praktijk is oneindig veel weerbarstiger, weet Broersen. ‘Op welke targets richt je je? Welke stoffen heb je nodig in de pil? Dan moet je op basis van aannames nog de juiste dosering kiezen, rekening houden met hoe lang de stoffen werkzaam zijn – áls ze al op de juiste plek terechtkomen. Want om ervoor te zorgen dat de pil daadwerkelijk in de hersenen terechtkomt, moet hij door de bloed-hersenbarrière. Die fungeert als poortwachter en is erg selectief in wat hij wel of niet doorlaat.’
Desalniettemin is het een aanpak met potentie, vertelt de onderzoeker. ‘Collega Jos Paulusse begeleidde het team dat de nanopil ontwierp en hij heeft goed-gedefinieerde deeltjes gemaakt. Daarnaast kon ik samen met Loes Segerink de bloed-hersenbarrière simuleren op een chip. Doorgaans komt slechts één procent van de werkzame stoffen in de hersenen terecht. Het zou al een enorme slag zijn als wij daar twee procent van kunnen maken.’
Dieper graven
Nuchter als de van oorsprong West-Friese is, zat er volgens haar nooit een persoonlijke missie achter het doen van onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. ‘Natuurlijk, iedere motivatie is mooi. Maar het komt niet voor in mijn familie. Voor mij zijn de belangrijkste criteria nieuwsgierigheid en intellectuele uitdaging. Ik word simpelweg enthousiast van alles wat er in cellen gebeurt. Dat steeds dieper graven naar de kern van het menselijk lichaam, dat haalt het beste in mij naar boven.’
'Ik weet dat ik in Twente de regels niet aan mijn laars kan lappen'
Wat de toekomst brengt, laat ze daarom graag open. In eerste instantie voegt ze zich bij een project van hoogleraren Albert van den Berg, Christine Mummery en Robert Passier. Eens te meer reden om afgelopen februari de overstap te maken naar de vakgroep van laatstgenoemde. ‘Het is iets totaal anders dan Alzheimeronderzoek. We onderzoeken de invloed van darmflora op de hersenen, door dat na te bootsen op een chip. We eten van alles waar eiwitten in zitten – die qua structuur lijken op de eiwitten in hersenen. En er zijn veel studies die een link leggen tussen de darmen en hersenen. Maar wat de effecten precies zijn, is één grote black box. Daarom werken we aan iets genaamd gut-brain axis on a chip.’
Of ze uiteindelijk weer terug zou willen naar Berkeley? ‘Ik weet het niet. Nu geniet ik nog volop van de ervaring en stort ik me op mijn onderzoek hier. En toegegeven, het voelt in Enschede een stuk veiliger en vertrouwder dan de bosbranden, aardbevingen en nachtelijke geweerschoten in de VS. Maar de vrijheid in onderzoek daar was fantastisch. Dat smaakt absoluut naar meer. Al weet ik dat ik in Twente de regels niet aan mijn laars kan lappen.’ Besluit lachend: ‘Maar daar ben ik zeker wel het type voor.’