Barend van der Meulen begon in 1989 als jonge onderzoeker aan de UT. ‘Die tijd komt even weer terug als ik langs de Boerderij loop, waar ik werkte bij wat toen het Centrum voor Vraagstukken van Wetenschap, Technologie en Samenleving was, de voorloper van het huidige STEPS.’ Na zijn promotie werkte hij kort bij het ministerie van OCW, daarna bij de KNAW en de UT, en kwam weer terug op de campus om aan het werk te gaan als universitair (hoofd)docent. In 2009 verruilde hij Twente opnieuw, ditmaal voor het Rathenau Instituut, waar hij vier jaar Hoofd Onderzoek was. Nu is hij weer terug op het oude nest.
Alle soorten en maten
Zijn gehele carrière hield hij zich bezig met wetenschapsbeleid, in alle soorten en maten. Onder meer over de dynamiek tussen overheden en kennisinstellingen, over academische carrières, Nederlands wetenschapsbeleid en de toekomst van universiteiten. ‘Bij het woord wetenschap denken mensen vaak aan universiteiten, maar dan vergeten ze instanties als TNO, het RIVM, hogescholen en UMC’s. Daarnaast, wetenschapsbeleid is onlosmakelijk verbonden met hogeronderwijsbeleid.’
Als hoogleraar Institutionele Aspecten van (Hoger) Onderwijs gaat hij verder in op de relatie tussen wetenschap en onderwijs. Ook buigt hij zich over digitalisering in het hoger onderwijs. Een voorbeeld: ‘In 2014 maakten we bij het Rathenau Instituut samen met de VSNU scenario’s over de toekomst van universiteiten. Een van de issues was de opkomst van MOOCs: studenten zouden zelf kunnen bepalen wie de beste aanbieder is van een cursus. Nu, een jaar of zes later, lijkt het er niet op dat MOOCs zich op deze manier ontwikkelen. Het lukt kennisinstellingen niet om flexibel en snel al het onderwijs digitaal aan te bieden.’
Van der Meulen werd onlangs gevraagd als coördinator van Master research honours. ‘En ik heb daar direct ja op gezegd. Studenten hebben hier veel meer flexibiliteit in hun programma dan bij de reguliere opleidingen. Dat is een interessant gegeven als je het hebt over onderwijskwaliteit. Om die te waarborgen standaardiseren we, maar aan een excellente groep bieden we ruimte. Het is een groot dilemma om in te spelen op de diversiteit van hun studenten. We denken nu in excellentietrajecten, maar passeren daarbij het gros van de studenten. Ik zie weinig instellingen onderwijsstrategieën ontwikkelen die rekening houden met de diversiteit van alle studenten. Wat de oplossing is? Daar heeft niemand nog een antwoord op. Maar dat maakt deze nieuwe functie ook zo leuk.’
'Iedereen om mij heen heeft te maken met hogeronderwijsbeleid. En iedereen heeft er zijn mening over'
Stemmetje
Van der Meulen prijkt op het lijstje ‘toppers’ van de website ScienceGuide. Ze noemden hem ‘dat vervelende stemmetje in het achterhoofd van de academicus die ook wel weet dat zij/hij een ongenuanceerde uitspraak doet’. ‘Thuis kunnen ze zich wel vinden in die benaming’, grapt Van der Meulen. Om serieus toe te voegen: ‘In al die jaren bij het Rathenau Instituut is me opgevallen dat er tal van opvattingen en misvattingen rondzweven die maar weinig cijfermatig zijn onderbouwd. Iedereen om mij heen heeft te maken met hogeronderwijsbeleid. En iedereen heeft er zijn mening over. Een schone taak voor de vakgroep CHEPS om in die veelheid van opvattingen de juiste, met cijfers onderbouwde bewijsvoering aan te dragen.’
Van der Meulen ziet de rol van het Centre for Higher Education Policy Studies, zoals CHEPS voluit heet, niet alleen als een soort geweten, maar ook als instituut dat de kennis in huis heeft. ‘Het is in ieder geval niet onze taak om te zeggen dat het per se zus of zo moet. CHEPS is er niet om op een vrijdagmiddag de koppen bij elkaar te steken om een nieuw onderwijsbekostigingsmodel te bedenken. Wel stellen wij soms de vraag: is dit nog de optimale manier om het zo te doen?’
‘Het denken in scheidingen van technische en sociale gebieden is totaal achterhaald'
Weg met kaders
Waar Van der Meulen stellig in is, is zijn overtuiging dat het hoger onderwijs te veel in kaders denkt: in verschillen tussen hbo en wo, maar ook tussen vakgebieden. ‘Het denken in scheidingen van technische en sociale gebieden, of dat mensen zelfs een bepaalde knobbel zouden hebben voor een vakgebied, is totaal achterhaald’, stelt de nieuwe UT-hoogleraar. ‘Ook dat we vastklampen aan het binaire stelsel van hbo en wo is vreemd. Zeker als je de opkomst van ontwerpgerichte disciplines bekijkt. Neem bijvoorbeeld Advanced Technology of Creative Technology. Hier worden studenten opgeleid die niet vastzitten aan één specifieke benadering, maar juist goed zijn in synthese.’
Positieve sfeer
Van der Meulen is in ieder geval blij om terug te zijn op de campus. ‘Ik merk bij de faculteit BMS een ontzettend positieve sfeer. Toen ik hier wegging in 2009 was er veel gedoe (rondom de fusie van de toenmalige faculteiten GW en MB, red.), maar dat is nu anders. Iedereen wil wel iets nieuws doen en dat samen oppakken. Ook binnen de nieuwgevormde clusters. Wij zitten met CHEPS op een goede plek binnen het cluster Technology, Policy and Society. Ik zei al gekscherend dat dit cluster eigenlijk de gehele UT-filosofie omvat. De UT verbindt al sinds jaar en dag het technologische met sociale. Hier werden vroeger ook al andere ingenieurs opgeleid dan elders. Maar ik merk ook dat daar nogal – onterechte – verlegenheid over bestaat. Voor mezelf en voor CHEPS zie ik vooral mogelijkheden, met een mix aan onderwijskunde en bestuurskunde dichtbij om de samenwerkingen op te zoeken. Ideeën heb ik zeker, maar eerst is het zaak om daarover goede gesprekken te voeren met collega’s en buitenstaanders.’