Dit ga je lezen
In dit eerste deel van een serie onderzoeksverhalen reconstrueren we hoe de basisbeurs in 2015 werd afgeschaft.
- De basisbeurs stond al jaren vóór de afschaffing op de nominatie om te worden geschrapt. De beurs was geen schim meer van wat het was geweest
- Pas in het tweede kabinet-Rutte (met de PvdA), en met steun van de oppositie werd een meerderheid gevonden voor het invoeren van een ‘sociaal leenstelsel’
- Uiteindelijk gaf de doorslag dat er hoe dan ook miljarden moesten worden bezuinigd
- Veel discussie over de wenselijkheid dat studenten dat zich in de schulden zouden steken, was er op dat moment niet
- Organisaties voor studenten en scholieren waren kansloos om afschaffing besluit tegen te houden toen de geesten in politiek Den Haag uiteindelijk rijp waren
Verslagen en teleurgesteld zijn ze, en vooral: doodmoe. Na maanden vergaderen, protesteren en discussiëren, en na een spannend debat van bijna 14 uur op het Binnenhof is het om 23.37 uur op 20 januari 2015 zover: het doek valt voor de basisbeurs. Er komt een ‘sociaal leenstelsel.’ Kamervoorzitter Ankie Broekers-Knol: ‘Ik constateer dat dit wetsvoorstel met 36 tegen 29 stemmen is aangenomen.’
‘We waren die ochtend al heel vroeg op het Binnenhof met bonden van studenten en scholieren om vanaf de publieke tribune alles te volgen’, zegt toenmalig voorzitter Tom Hoven van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), tegenwoordig woordvoerder bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland. ‘Het debat was geen gelopen race, al wisten we dat we met een behoorlijke achterstand begonnen. Wij, de betrokken ambtenaren en de minister waren allemaal zenuwachtig over de uitkomst, dat weet ik zeker. Uiteindelijk ben ik om drie uur ’s nachts natollend van de spanning en teleurgesteld in een Haags hostel in slaap gevallen.’
Ook Andrej Josic, toen actief bij het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS), kan zich vijf jaar later nog haarscherp de teleurstelling herinneren. Het was voorbij. Maar of die teleurstelling nou ging over de verdwenen basisbeurs? ‘Ik vond het vooral jammer dat die periode van debatten volgen en besprekingen met het ministerie en Kamerleden abrupt eindigde. We reisden met de trein eindeloos in de driehoek Amsterdam, Den Haag en Utrecht heen en weer voor overleg. We hielden met de bonden vaak vergaderingen in een fastfoodketen bij het Binnenhof. ‘Stel je voor, ik had als 17-jarige direct contact met Kamervoorzitter Anouschka Miltenburg en had mobiele nummers van een heleboel politici. We mochten stukken inzien voor ze werden behandeld in de Tweede Kamer. Dat was heel indrukwekkend.’
Zo zat Josic namens LAKS enkele maanden eerder bij minister van Onderwijs Jet Bussemaker aan tafel toen de bonden het voorstel voor het leenstelsel mochten inzien voordat het naar de Tweede Kamer werd gestuurd. ‘Ik zat daar in m’n eentje. Super stom: ik had nog nooit een wetsvoorstel gezien. Het was een pak papier vol juridische termen en renteberekeningen. Nu zou ik het kunnen lezen, maar ik keek toen geïntrigeerd naar Bussemaker die tegenover me zat. Toen werd gevraagd naar onze reactie zei ik: “Ik sluit me aan bij de LSVb”, dat leek me het beste.’
Tom Hoven gebruikte dezelfde bijeenkomst om de minister uit te nodigen voor de manifestatie tegen het leenstelsel op het Malieveld op 14 november 2014. De student biologisch en medisch laboratoriumonderzoek uit Nijmegen liep naar zijn Eastpak-rugzak, toverde het A4’tje met de uitnodiging tevoorschijn en legde dat bij de minister neer. Of hij het wetsvoorstel niet eerst wilde lezen?, informeerde een ambtenaar. Zijn antwoord: ‘Nee, dat is niet nodig volgens mij.’ Voor Hoven stond op dat moment al vast dat het sociaal leenstelsel slecht zou uitpakken voor toekomstige studenten. ‘We hebben eerst lang getwijfeld: er was vrij weinig bekend toen het plan in 2012 in het regeerakkoord werd opgenomen. Maar vanaf het begin heb ik de meeste problemen gehad met het opzadelen van jonge mensen met grote schulden.’
Ook bij de scholierenbond was discussie over de vraag wat ze ermee aan moesten, met dat rare leenstelsel. Josic: ‘De studentenbonden deden moeite doen ons te overtuigen dat het ging om de toekomst van onze achterban. Uiteindelijk hebben we ons aangesloten bij de protesten. De eerste acties waren allemaal vrij ludiek en lief. Zo hebben we alle parlementariërs een blauw spaarvarkentje gestuurd. Voor ons was toen het voornaamste argument tegen het leenstelsel dat studeren voor een grote groep niet meer betaalbaar zou worden.’
Wat achteraf de meest kansrijke actie leek om de basisbeurs te redden, was overigens verre van ludiek of lief. Onderwijsminister Jet Bussemaker zat met het voorstel voor het leenstelsel nogal in een tijdsklem. Uitstel of schorsing van het Tweede Kamerdebat dat voor eind oktober 2014 op de agenda stond, zou slecht kunnen uitpakken.
Dus gingen de studentenbonden hard aan de slag om in samenwerking met enkele fracties zo veel mogelijk Kamervragen op te stellen voor de laatste vragenronde, met als doel: vertragingen en schorsingen in het debat, uitstel en uiteindelijk wellicht afstel van het wetsvoorstel. Josic: ‘We verzonnen de meest onnozele detailvragen die we ook nog eens met allerlei kleine wijzigingen opnieuw opstuurden. We hadden echt goede hoop dat we de zaak konden rekken.’
De betrokken bonden en partijen hadden echter geen rekening gehouden met het arbeidsethos op het ministerie van Onderwijs. Een groep ambtenaren is de nacht voor het debat bezig geweest om tientallen pagina’s met 170 vragen netjes van een antwoord te voorzien, zodat Bussemaker in de Kamer alsnog redelijk het tempo erin kon houden.
Laatste zetje
Al jaren voor dit politieke eindspel was het duidelijk dat de basisbeurs het loodje zou leggen. Achteraf gezien waren de scholieren en studenten kansloos; spaarvarkentjes, manifestaties en karrevrachten Kamervragen of niet. In de politiek was langzamerhand geen enkele partij meer echt tevreden met de basisbeurs.
SP-Kamerlid Jasper van Dijk, tot 2016 woordvoerder onderwijs in de Tweede Kamer, kan zich herinneren dat toenmalig minister van Onderwijs Ronald Plasterk al in 2007 een balletje opgooide of het geen tijd was afscheid te nemen van de basisbeurs. ‘Dat was één van zijn vele kansloze proefballonnetjes. Maar het maakte de geesten wel langzamerhand rijp voor het idee.’
Lisa Westerveld, nu Kamerlid voor GroenLinks: ‘In 2007 was ik net voorzitter van de LSVb. Ergens in oktober aan begin van de avond werd ik gebeld door RTL Nieuws. Ik zat in mijn trainingspak in de trein van Utrecht naar Nijmegen op weg naar een voetbaltraining, toen ze me vroegen zo snel mogelijk naar Hilversum te komen. Pas in de studio wilden ze me vertellen waarom: ambtenaren van het ministerie hadden gelekt dat ze bezig waren met berekeningen over wat de invoering van het leenstelsel zou opleveren. Dat werd die avond megagroot. Het ontplofte volledig.’
De dag erna werd Westerveld met de voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) opnieuw met spoed uitgenodigd, dit keer op het ministerie. ‘Plasterk verzekerde ons dat hij tijdens zijn termijn echt niet zou morrelen aan de studiefinanciering. Ik denk dat hij geschrokken was van de ophef. Niet veel later werd duidelijk dat er 1 miljard euro nodig was voor de leraren, dus ik denk dat zijn ambtenaren met allerlei scenario’s werkten om te kijken hoe ze dat bedrag bij elkaar konden krijgen.’
De linkse partijen hadden van oudsher ook meer idealistische motieven om de basisbeurs ter discussie te stellen: ze vonden dat het meeste geld ten onrechte terecht kwam bij studenten met rijke ouders die ook zonder beurs wel gaan studeren. Politiek rechts is grosso modo voorstander van een kleine overheid en meer eigen verantwoordelijkheid voor de burger, en dus ook voor de student.
Het laatste zetje voor het leenstel was, zoals wel vaker, geld. Of beter gezegd, het tekort daaraan. De basisbeurs bleek door de jaarlijks stijgende studentenaantallen niet meer te betalen. Mede door de bankencrisis en de daaropvolgende economische recessie moest het kabinet Rutte-II dat in 2012 aantrad met draconische bezuinigingen komen. In totaal wilde het kabinet 16 miljard ‘ombuigen’. Het land had nog nooit vertoond crisismanagement nodig, en wel snel.
Op het hoger onderwijs zelf kon eigenlijk niet worden bezuinigd: de groei van het aantal studenten holde het onderwijs uit. Om de internationale toppositie te handhaven, zou er juist geld bij moeten, betoogde bijvoorbeeld de commissie-Veerman onder luide bijval van universiteiten, hogescholen en verschillende politieke partijen.
Een actie op de Dam in Amsterdam tegen de basisbeurs in 1988. Credit: Rob Bogaerts/Anefo
GroenLinks
‘Er komt een sociaal leenstelsel in het hoger beroeps- en universitair onderwijs voor de basisbeurs in de bachelor- en in de masterfase. Dit geldt voor nieuwe studenten met ingang van september 2014. De aanvullende beurs blijft buiten het sociale leenstelsel, om de toegankelijkheid van het onderwijs te garanderen,’ luidt de aankondiging op pagina 19 van het in oktober 2012 gesloten regeerakkoord tussen de (onwaarschijnlijk geachte) coalitiepartners VVD en PvdA.
Het spijkerharde renovatie- en bezuinigingsakkoord waarin dit stond (Bruggen slaan) werd door partijleiders Rutte en Samsom gepresenteerd, op de achtergrond een foto van een net opgeleverde brug bij Amsterdam IJburg. Over onder meer toekomstige schulden van studenten werd met geen woord gerept, het kabinetsvoornemen voor het afschaffen van de basisbeurs stond onder het kopje ‘Van goed naar excellent onderwijs’ in het akkoord.
De VVD en de PvdA hadden voor verschillende plannen echter steun van de oppositie nodig, omdat ze geen meerderheid in de Eerste Kamer hadden. Het eerste voorstel voor het leenstelsel van onderwijsminister Jet Bussemaker (PvdA) haalde het dan ook niet, onder meer omdat onduidelijk was waar de opbrengsten van de bezuiniging zouden terechtkomen. Jasper van Dijk (SP), tegen de afschaffing: ‘Ik hoopte toen even dat er van uitstel afstel kwam, maar dat gebeurde niet.’
Betrokkenen wijzen vooral naar GroenLinks als het gaat om de vraag welke partij verantwoordelijk was voor het feit dat er uiteindelijk een voorstel op tafel kwam waar politiek een meerderheid voor was. Dit kon door het aanbrengen van wat werd gezien als een paar cosmetische veranderingen: het verhogen van de aanvullende beurs en het benoemen van een bestemming voor de opbrengst van de bezuiniging. Van Dijk: ‘Duisenberg van de VVD en Jesse Klaver van GroenLinks - en later Mohammed Mohandis van de PvdA en Paul van Meenen van D66 - hebben een afspraak gemaakt, thuis onder de terrasverwarmer van Duisenberg. In mijn ogen zijn studenten het slachtoffer geworden van het feit dat GroenLinks wilde laten zien ook regeringsfähig te zijn, en dat de partij verantwoordelijkheid durfde te nemen.’
Lisa Westerveld en Janós Betkó willen best bevestigen dat hun partij verantwoordelijkheid wilde nemen. Maar het beeld dat GroenLinks eigenhandig de basisbeurs om zeep heeft geholpen ten faveure van het leenstelsel, daar kunnen ze zich niet in vinden. Betkó, tegenwoordig beleidsadviseur in Nijmegen en blogger, is al jaren actief in de partij: ‘Als je de verkiezingsprogramma’s van 2012 erop naslaat, zie je dat er geen enkele partij daadwerkelijk geld wilde investeren in hoger onderwijs. De SP hoopte honderden miljoenen euro’s weg te halen bij de universiteiten omdat het onderwijs met minder managers kon, het CDA zag wel iets in een leenstelsel voor de masterfase en een versobering van het ov-reisrecht. Dat had studenten ook flink geraakt.’
Westerveld: ‘Er moest echt veel bezuinigd worden. Ook nu merk ik in de Tweede Kamer dat er gewoon geen meerderheid is voor investeringen in onderwijs. Dat is pijnlijk, maar wel een realiteit.’ Zowel zij als Betkó bewandelden om bij de partij actief te worden trouwens een gebruikelijke route: via de studentenbond LSVb. GroenLinks had jarenlang in haar programma staan dat ze voorstander was van een zogeheten studietaks, een systeem waarbij je meer inkomstenbelasting betaalt als je hoger onderwijs hebt genoten. Dit plan ontwikkelden LSVb, de PvdA en GroenLinks rond 2003, en Betkó en Westerveld zijn er nog steeds voorstander van.
Het duo heeft zelfs nog geknokt voor behoud van de basisbeurs, vertellen ze. In de aanloop naar de verkiezingen van 2012 kwam de programmacommissie van GroenLinks met het voorstel voor een leenstelsel ter vervanging van de basisbeurs. Betkó: ‘Wij waren daar vanuit de onderwijswerkgroep tegen, en wilden een amendement indienen op het partijcongres. Ik was in het buitenland, dus Lisa zou het amendement toelichten op het congres.’
Westerveld: ‘Dat gaat zo: je haalt bij leden van het congres zogenoemde briefjes op, waarmee je spreektijd krijgt. Als je voldoende briefjes hebt mag je op het podium je amendement toelichten. Ik had genoeg briefjes voor ongeveer 45 seconden. Dan leg je uit waarom het leenstelsel een slecht idee is: leenangst, ongelijkheid et cetera. Daarna vertelt Jesse Klaver en iemand van de programmacommissie waarom het leenstelsel wel een goed idee is.’
De verhouding op het congres leek 50-50. ‘Uiteindelijk waren er volgens mij negen stemmen meer tegen ons amendement, niet eens één procent van de ongeveer 1.500 bezoekers van het congres’, herinnert Westerveld zich.
‘Ik was blij dat het niet op één stem verschil uitkwam. Dan zou ik me wel echt slecht gevoeld hebben,’ zegt Batkó. ‘We wisten dat de partij verdeeld was. En het is geen breekpunt zoals duurzaamheid of oorlogsmissies. Op macroniveau snap ik het ook wel: je haalt met die basisbeurs toch geld weg van de hele samenleving en dat geef je aan mensen die later in meerderheid veel geld verdienen. Het gaat echter mis op microniveau: als alle studenten zich diep in de schulden moeten steken om te kunnen studeren, geldt dat ook voor bijvoorbeeld de student verpleegkunde die later een modaal inkomen heeft. Die koopt er niets voor dat hoogopgeleiden gemiddeld een hoog inkomen hebben.’
Dat de basisbeurs in feite de inkomensverschillen in stand hield in plaats van verkleinde, was volgens Pieter Slaman voor progressieve partijen altijd al een steen des aanstoots. De historicus aan de Universiteit Leiden promoveerde op het onderwerp en schreef onder meer Staat van de student, Tweehonderd jaar politieke geschiedenis van studiefinanciering in Nederland. ‘Tot op de dag van vandaag is het hoger onderwijs natuurlijk geen afspiegeling van de bevolking. Hogere inkomensgroepen zijn oververtegenwoordigd. De basisbeurs heeft dat alleen maar versterkt. Veel mensen zijn dat alweer vergeten.’ Als specialist op dit gebied bekijkt Slaman de discussies af en toe tandenknarsend. ‘Betrokkenen en politici praten voortdurend langs elkaar heen. De een komt met een inkomstenargument, de ander met een onderwijskundig argument. Aan het eind van het verhaal is er geen duidelijke conclusie.’
Bezwaren
De basisbeurs was bij de afschaffing geen schim meer van wat die ooit is geweest. (zie ook de tijdlijn) Slaman: ‘De eerste basisbeurs was heel royaal. Je kreeg 600 gulden als gift. Daar kwam een aanvullende beurs bovenop; lenen was er eigenlijk helemaal niet bij. In de loop der jaren daarna zijn studenten, respectloos geformuleerd, een dankbare kip gebleken om van te plukken. Er is steeds iets van de beurs afgehaald.’
Bijna iedere politieke stroming kon uiteindelijk zijn eigen verhaal en argumenten plakken op het afschaffen van de basisbeurs. De regering had daarmee - in goed Nederlands - een window of opportunity te pakken om het voorstel door te voeren. De PvdA en GroenLinks betoogden dat er met het afschaffen van de basisbeurs eindelijk een einde kwam aan het subsidiëren van de hogere inkomens via de studiefinanciering, voor de VVD kwam er een miljard bij op de bezuinigingsteller en D66 zag de wens te investeren in het hoger onderwijs in vervulling gaan.
En de studenten en scholieren? Die kregen van de minister te horen dat ze weliswaar hun basisbeurs moesten inleveren, maar dat ze daar al snel beter onderwijs voor terugkregen. Universiteiten en hogescholen beloofden dat ze, vooruitlopend op het beschikbaar komen van de basisbeursmiljoenen, de eerste jaren 600 miljoen euro zouden vrijmaken uit hun vaak stevige vermogens om het onderwijs alvast kleinschaliger en intensiever te maken.
Ook het geld dat vanaf 2018 daadwerkelijk vrij kwam door de bezuiniging zou rechtstreeks in het hoger onderwijs worden gestoken. Afgestudeerden zouden maximaal 4 procent van hun inkomen kwijt zijn aan het aflossen van de studieleningen, en de medezeggenschap van studenten op alle instellingen mocht meebeslissen over de besteding van de basisbeursmiljoenen.
Wie kon daar nou tegen zijn?
Op het Malieveld in Den Haag stonden in november 2014 slechts een paar duizend studenten en scholieren om te demonstreren tegen het leenstelsel. De Tweede Kamer had de ‘Wet Studievoorschot’ al aangenomen. Onderwijsminister Jet Bussemaker riep de demonstranten op zich ‘niet gek te laten maken door spookverhalen over de gevolgen van het leenstelsel’, en voegde daaraan toe dat in de jaren ‘80 maar liefst 35 duizend studenten op hetzelfde Malieveld hadden geprotesteerd tegen de basisbeurs, bij de invoering. Verantwoordelijk minister Deetman werd bij één van de protesten zelfs in zijn buik geschopt. Toenmalig studentenleider Maarten Poelgeest (nu politicus bij - inderdaad - GroenLinks), heeft eens laten weten dat hij in de jaren ‘80 meteen zou hebben getekend voor studiefinanciering die lijkt op het huidige leenstelsel – als er toen maar geen basisbeurs zou komen.
Ook andere bezwaren tegen het leenstelsel werden weggewuifd. Dat ‘leenangst’ de toegankelijkheid in gevaar zou brengen, werd weerlegd met onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De principiële vraag wie er moet investeren in de toekomst - de overheid of de jongeren zelf - werd niet gesteld. Anno 2015 had de verzorgingsstaat goeddeels afgedaan en waren marktwerking, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid de politieke toverwoorden.
Historicus Slaman: ‘Daar komt bij: ouderen zijn altijd veel beter vertegenwoordigd in de politiek dan jongeren. Studenten worden ook niet als een kwetsbare groep gezien waarvoor in de samenleving grote steun bestaat. Er hangt toch een beeld omheen van feestvierende individualisten die niet meer te porren zijn voor demonstraties.’
Actiebereidheid
Tom Hoven en andere politiek actieve studenten hadden desondanks eind 2015 nog de hoop dat de Eerste Kamer roet in het eten zou gooien. Het kabinet had zoals gezegd in de senaat geen meerderheid, en de studenten hoopten dat met name PvdA-senatoren die zich niet zouden houden aan de fractiediscipline, tegen het leenstelsel zouden stemmen - iets dat eerder was gebeurd.
Neutraal terugkijken op de toenmalige actiebereidheid kan Hoven dezer dagen nog steeds niet. Waarom er geen grootschalige studentenprotesten zijn uitgebroken? ‘Moeilijk te zeggen. Het ging bij het sociaal leenstelsel niet over de principiële vraag of studenten bereid waren schulden aan te gaan; lenen deden ze al. Het ging over de hoogte van de schulden. Middelbare scholieren die voor de jaren erna wel hun basisbeurs kwijtraakten – als die al op de hoogte waren – kregen echt niet massaal vrij om in Den Haag te gaan demonstreren.’
Een foto van toenmalig LSVb-voorzitter Tom Hoven op de landelijke demonstratie op het Malieveld op 14 november 2014. Credit: LSVb
Andrej Josic (toen van scholierenorganisatie LAKS): ‘Bij ons waren er enkele tientallen jongeren boos over. Maar elke keer als je iets organiseerde, merkten we dat de achterban totaal niet gemotiveerd was. Ik begon ook echt te twijfelen of we niet gewoon op het verkeerde thema zaten voor scholieren met het leenstelsel. Het ergste vonden we dat ons meteen na het politieke besluit is gevraagd samen met het ministerie uit te gaan leggen hoe het stelsel in elkaar stak. We hebben een prutonderzoekje laten uitvoeren waaruit volgens de Telegraaf bleek dat een grote meerderheid van de scholieren geen idee had hoe ze straks moesten gaan lenen. Dit tot woede van het ministerie, want het leidde tot Kamervragen. Maar ja, we vonden ook dat toekomstige studenten goed moesten worden voorgelicht, en wilden niet dat kwetsbare jongeren hun plannen om te studeren zouden opgeven.’
Het waren achteraf gezien allemaal kansloze oprispingen vanuit de achterhoede, concludeert Josic. ‘Als laatste organiseerden we nog één keer een symbolische actie bij het Torentje van Rutte met een springkussen vol arme en rijke studenten, en dat was het.’
Andrej heeft later als student nooit een basisbeurs gehad. Hij is eerst gaan studeren aan de Erasmus School of Economics in Rotterdam. Tegenwoordig is hij masterstudent quantative finance aan de UvA en woont hij op een gezellig-rommelig studentenhuis in Amsterdam-Zuid. ‘Het kan aan mijn studierichting liggen, maar ook daar speelde het leenstelsel niet zo. Ik heb vooral het eerste jaar volop geleend en niet gewerkt. Uiteindelijk hou ik straks waarschijnlijk rond de 28 duizend euro schuld over. Ik vind dat wel te overzien. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen. En het is waar dat jonge mensen al heel vroeg grote schulden opbouwen. Dat blijf ik kwalijk vinden. Onze generatie moet toch al flink boeten voor wat er mis is. Op de arbeidsmarkt en als het gaat om duurzaamheid bijvoorbeeld. En dan heb ik het niet eens over de huidige coronacrisis.’
Tom Hoven: ‘Toen het eenmaal zover was, dachten we bij de LSVb: nu moet elke student ook merkbaar verbeteringen terugzien in het onderwijs. Het geld van de basisbeurs komt van studenten, en het moet voor hen worden gebruikt. Daarover is een sectorakkoord gesloten. Dat heeft niet helemaal goed uitgepakt als je het mij vraagt.’
Hij heeft zelf zijn hogeschoolopleiding met een basisbeurs af kunnen maken. Van achteraf zijn gelijk halen wil hij niets weten: ‘Voor die oplopende schulden heb ik wel gewaarschuwd, maar ik leef niet in de illusie dat er ook maar één politicus was die geen idee had dat dit een van de gevolgen kon zijn. Ook in de Tweede Kamer is daar welbewust voor gekozen. Blijkbaar was het een acceptabel risico.’
In de volgende aflevering: ‘Voorinvesteringen: een onmogelijke opdracht’.
(Dit verhaal kwam tot stand met medewerking van Yvonne van de Meent, Laura ter Steege en Henk Strikkers. ).