Er was eens een Onderwijsdag. Eén dag in het jaar stond de UT stil bij een van haar kerntaken, totdat vijf jaar geleden besloten werd om de stekker uit het evenement te trekken. UT-docenten – de doelgroep waar de dag om draaide – werden niet voldoende bereikt, zo was de conclusie. Het jaar ervoor kwamen zo’n vijftig docenten naar de Onderwijsdag, een fractie van het wetenschappelijke personeelsbestand van toen bijna 1800.
Een – gelukkig – nog steeds bestaand fenomeen staat volgende week op het programma, de finale van de Centrale Onderwijsprijs. Daarin beslechten vier finalisten wie de titel van ‘UT-docent van het jaar’ mag dragen. Een alleszins respectabele titel om te dragen. En zo zijn er meer ingrediënten die in het voordeel spreken van het evenement: studieverenigingen die hun eigen decentrale onderwijsprijzen uitreiken, studenten van het Overleg Studieverenigingen die vervolgens de boel met de nodige ijver organiseren, de crème de la crème van onderwijzend UT dat geestdriftig minicolleges verzorgt en het aanwezige publiek mag ook nog eens stemmen op hun favoriet, samen met een jury.
Maar net als de Onderwijsdag ontkomt dit onderwijsfeestje niet aan een chronisch gebrek aan animo. Ook voor de coronacrisis trok het geen volle zalen, terwijl de aanwezigen door de jaren heen zich ongetwijfeld niet aan het gevoel konden onttrekken dat de finale een groter publiek had verdiend.
Ondertussen committeert de UT zich aan de ‘erkennen en waarderen’-beweging. Zo liet rector Tom Veldkamp in een eerder interview over het nieuwe talentbeleid van de universiteit al doorschemeren dat onderwijs wat hem betreft op een gelijkwaardige manier gewaardeerd wordt als onderzoek. Dat is broodnodig, als je de woorden van docent van het jaar 2021, Anne Leferink, erbij pakt: ‘Ik profileer me al lang als docent, maar ik merk dat het systeem me lang heeft tegengewerkt. Het heeft drie jaar geduurd voordat ik bij mijn jaargesprek beoordeeld werd op mijn kwaliteiten als docent.’
Mondjesmaat zit er wel degelijk verbetering in het beleidsmatig glans geven aan de onderwijscarrière van het wetenschappelijk personeel. Zo is er al jarenlang de Senior Kwalificatie Onderwijs, de ambitieuzere evenknie van verplicht nummer BKO. Sinds 2021 zijn er ook onderwijsfellows en ook ATLAS wil zich nadrukkelijk positioneren als kweekvijver voor onderwijstalent. En dan vergeten we nog bijna de Brinksma Innovation Grant. Bovendien, dat de UT voor het tweede jaar op rij kans maakt op de Nederlandse Onderwijspremie, bewijst eens te meer dat er meer dan voldoende onderwijspotentieel is.
De UT lijkt er meer moeite mee te hebben haar onderwijspotentieel een podium te geven. Die eerder genoemde Onderwijsdag werd dankzij de faculteit TNW – en later door EEMCS – gebombardeerd tot een facultair feestje onder de noemer van de Month of Education. Hoe aimabel ook, het is precies zo’n versnipperreflex die deze organisatie zich tot vervelens toe aanwendt: we hebben niet voor niets duurzaamheids-, inspiratie- en diversiteitsweken. Zulke fragmentatie leidt niet per definitie tot vollere zalen, zo bleek ook vorige week: er kwamen slechts tien mensen naar een lezing over studiestress tijdens de halfjaarlijkse ‘wellbeing weeks’.
Nu de UT wil meesurfen op de golf van erkennen en waarderen, is de Centrale Onderwijsprijs een uitgelezen gelegenheid die flink wat meer cachet verdient. Wat te denken van fors meer prijzengeld dan de huidige 2500 euro? Een stevigere organisatie en dito jury – ook voor de decentrale prijzen? En een universiteit die er alle moeite voor doet om een volle zaal te trekken – op een wellicht onderwijsluwe middag? Natuurlijk is onderwijs geen wedstrijd en docenten door nog meer hoepels laten springen kan allerminst de bedoeling zijn. Maar het mag wat minder aaibaar en met meer aanzien en allure; dit kan onze eigen Champions League zijn. In de meest letterlijke zin van de woorden erkennen en waarderen: er kan meer erkenning en waardering naar de Centrale Onderwijsprijs.