Deel 5: Lisette van Gemert-Pijnen. (65) Hoogleraar Persuasive Health Technology. Werkt op de UT sinds 1985. Haar onderzoeksveld: e-health.
Vrijheid in denken is de grondstof van de wetenschap
‘Onbevangen en onbevooroordeeld onderzoek kunnen doen en met verwondering naar je omgeving kunnen kijken. Dat is voor een wetenschapper het mooiste dat er is. Soms wordt onderzoek geleid door een stelling of aanname over gedrag, welzijn en gebruik van technologie, bijvoorbeeld dat technologie te ingewikkeld is voor ouderen. Daar worden vervolgens argumenten en cijfers bij gezocht om die stelling te onderbouwen. Dat leidt zelden tot vernieuwing en vaak tot herhaling van steeds maar dezelfde soort onderzoeken. Dat komt ook doordat veel onderzoek financieel door allerlei fondsen wordt gedragen. Het creatieve proces mag daar niet onder lijden; vrijheid in denken is de grondstof van de wetenschap. Wetenschappers hebben ‘klooitijd’ nodig. Een deel van je werkweek moet je kunnen besteden aan verwonderen. Gelukkig is de UT daar groots in. Die biedt volop ruimte voor creativiteit. Maar over het algemeen gesproken vind ik dat universiteiten meer rebelse studenten en medewerkers nodig hebben, die over grenzen heen denken en ook kritisch reflecteren op eigen bevindingen.’
Veel data levert lang niet altijd wijsheid
‘Door inzet van technologie krijgen we meer inzicht in de mens en begrip van zijn gedrag. We kunnen continu meten wat mensen vinden, waar ze zich bevinden, hoe ze lopen, wat ze eten. Maar leidt dat altijd tot beter begrip? Nee. Veel technologie, denk aan wearables bijvoorbeeld, monitort, registreert en reduceert het menselijk gedrag tot versimpelde uitspraken over activiteiten. Al die verzamelde data is betekenisloos zonder context. De omgeving waarin die data zijn verzameld én verwondering en verbazing zijn nodig om die data te doorzien en dogma’s over bijvoorbeeld leefstijl te vermijden. Veel data levert lang niet altijd wijsheid.
Technologie kan ook het doen en denken frustreren. Er bestaan bijvoorbeeld digitale leefstijlplatformen die zich richten op het verminderen van angst of op het ontwikkelen van een gezondere leefwijze. Maar de gebruikte technieken zijn ontworpen vanuit een sequentiële logica die niet strookt met de complexiteit van het menselijk denken en keuzegedrag. Mensen haken af omdat ze geen vrijheid hebben in keuzes, omdat ze gestuurd worden in hun handelen en er geen ruimte is voor reflectie. Zo kun je gegevens verzamelen, data die nietszeggend is. De vraag waaróm mensen zich zo gedragen blijft buiten schot. Ik ken een arts die zegt: ik hoef helemaal geen technologie die registreert of een patiënt wel of geen infectie heeft. Ik zie en ruik een infectie, mijn klinisch oog weet wanneer het wel en niet pluis is. De zinvolheid van data, daar worstelen we mee. Maar laten we vooral vrijelijk blijven denken. Verwonderen is een houding, over hoe je onderzoek kunt doen. We moeten onze studenten stimuleren, prikkelen zich meer te verwonderen. Verwondering moet diep in de genen zitten van onze universiteit.’
Technologie kan ook bevrijdend zijn
‘Er zijn door de inzet van technologie mooie stappen gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan thuismonitoring van patiënten met hartfalen. Na een ziekenhuisopname mochten ze naar huis, maar eenmaal thuis voelden ze zich vaak onzeker, bang voor een nieuwe opname. Patiënten kregen zelfmeetapparatuur mee die onder meer bloeddruk, gewicht en hartritme kunnen meten. De gegevens werden automatisch via een beveiligde omgeving naar een digitaal platform gestuurd en verpleegkundigen ontvingen de data op hun pc. De patiënten waren ontzettend blij dat er ‘iemand’ over hun schouder meekeek. Technologie bleek voor hen heel bevrijdend.
Het vervelende was wel dat patiënten bijna dagelijks gealarmeerd werden over een afwijkende meting van een vitale functie, terwijl er niets aan de hand was. Het digitale alarmsysteem leidde tot zinvolle discussie over de grenzen van thuiszorg technologie, over welke data er toe doen om zelfredzaamheid te bevorderen en ook om vertrouwen te hebben in zelfregie door patiënten. We denken er nu over na hoe we dergelijke thuiszorgsystemen elegant, context gevoelig en slim kunnen aanpassen.’
Forensische therapie met hulp van virtual reality
‘Er is steeds meer geweld en agressie. De samenleving heeft daar vaak geen antwoord op. Agressie valt moeilijk te reguleren. Samen met onderzoekers en behandelaars ontwikkelen we nu forensische therapie met behulp van virtual reality. We confronteren mensen met agressieopwekkende scenario’s en leren hen zo om met risicosituatie om te gaan. Datzelfde doen we ook met mensen met een verslaving. Verslaving is een complex fenomeen, vaak genetisch bepaald. We willen met behulp van technologie de verslaafde volgen en hem of haar real-time confronteren met de verslaving. Stel iemand staat om 12.00 uur op en gaat daarna altijd richting het café. Dan kan technologie een signaal afgeven: pas op, dit is een gevaarlijk moment! Technologie volgt je, maar niet op een storende manier. Als je een eetverslaving hebt, dan wil je niet dat er een student met een vragenlijst op je staat te wachten bij de ingang van de McDonalds. Maar een waarschuwend signaal op je telefoon kan wel helpen.’
Weg met de slagbomen!
‘We hebben op de UT heel veel mooie voorbeelden van ontwikkelde technologie. Dat moeten we meer naar buiten brengen. Weg met de (denkbeeldige) slagbomen. De afstand tussen de UT en de samenleving moet kleiner gemaakt. Laten we meer en beter vertellen wat we gezien, gemeten en ontwikkeld hebben. Dat levert mensen op die bewuster zijn en stimuleert betrokkenheid bij ons onderzoek.’
Als je grensverleggend bezig wilt zijn, moet je lef hebben
‘Mijn vakgebied Persuasive Health Technology is heel erg in ontwikkeling. Ik bezoek veel congressen. Ik kan wel een artikel lezen, maar op een congres heb je de garantie dat je mensen tegenkomt met wie je kennis uit kunt wisselen. Ik kom altijd verwonderd en geïnspireerd terug. Ik bezoek vooral congressen waar medici, technici en designers aanwezig zijn. Dan ontstaat er synergie. Zij helpen mij om de juiste focus te krijgen. Vanachter m’n bureau lukt dat niet. Als je grensverleggend bezig wil zijn, moet je lef hebben. Ook het lef om je af te vragen of je wel vast moet blijven houden aan bepaalde principes van de klassieke wetenschap. De maatschappelijke impact wordt ook steeds belangrijker. Daarom moeten we nóg meer dan nu gebeurt transdisciplinair werken, het denkproces aangaan met andere disciplines om zo tot nieuwe inzichten te komen die weer tot verwondering leiden.’