Vijf UT’ers
In totaal deden vijf UT’ers mee aan de wedstrijd, georganiseerd door de Amsterdamse schaatsvereniging SKITS. ‘Château à vélo’ bestond uit Skeuvelaars Annelotte Bex (bachelorstudente BMT) en Rosanne van Heijst (master TG). De teamleden van ‘Hebben ze ook ijs in Parijs?’ waren Wilja Klein Teeselink (master ECB) en Harmen Polman (net afgestudeerd, WB), leden van Klein Verzet. UT’er nummer vijf was Seth van Wieringen, die een duo vormde met de Amsterdamse Ties, onder de naam ‘De Backfield Boys’.
Allereerst, de lange reis volbracht?
Bex: ‘Ja, het is gelukt! Ondanks de slechte weersvoorspellingen van windkracht 6 à 7 zijn we toch maar op de fiets gestapt. Het eerste stuk langs het kanaal in Amsterdam was ploeteren, maar hoe zuidelijker we kwamen, hoe beter het weer werd. Zeker ’s nachts stond er geen zuchtje wind. Onze eindtijd: 27 uur en 53 minuten. Iets langer dan ons oorspronkelijke doel van 24 uur, maar toen we het weerbericht zagen, hebben we dat al snel losgelaten. Van de zestien deelnemende duo’s waren we uiteindelijk het eerste damesteam dat de finish haalde bij de Eiffeltoren. Na een wat rustiger begin, hebben we zeker ’s nachts veel andere duo’s ingehaald.’
Polman: ‘Het is op de minuut af gelukt in 24 uur. We dachten dat het binnen 24 uur zou lukken, maar de grappenmakers van de organisatie bedachten dat we nog iets verder moesten. Wat trouwens wel even zwart-op-wit moet staan: Met deze eindtijd was Klein Verzet een paar uur sneller dan de Skeuvelaars.’
In het midden: team ‘Hebben ze ook ijs in Parijs?’
Was het zo competitief dan, dit evenement?
Van Heijst: ‘Niet echt, hoor. Er waren wel teams die tot het uiterste gingen, maar wij hebben vooral veel gelachen en liedjes gezongen onderweg. Zeker ’s nachts fietsen is een heel bijzondere ervaring. Op een gegeven moment kwamen we in een Belgisch dorpje waar de volledige bevolking was uitgelopen voor het plaatsen van een spoorlijn. Zij hadden al andere teams de weg gewezen, dus stuurden ze ons ook de goede kant op. En grappig genoeg kwamen we onderweg veel deelnemers van de Roparun tegen, die van Parijs naar Rotterdam liepen.’
Hoe houd je een dag lang fietsen vol?
Klein Teeselink: ‘Alle duo’s hebben een volgauto, dus we werden onderweg voorzien van gelletjes en repen. Wij hebben ervoor gekozen om zoveel mogelijk door te blijven fietsen, sommige teams gingen wel slapen ’s nachts.’
Polman: ‘Een cafeïnegelletje heeft mij er rond half 1 ’s nachts even doorheen geholpen.’
Bex: ‘Wij hadden van tevoren al een paar rustplekken bepaald. Dus onze volgwagen reed een stukje vooruit en toen we daar aankwamen stonden er al een tweetal stoeltjes klaar. We aten de raarste dingen trouwens… appelmoes en pannenkoeken bijvoorbeeld. Na tien minuten ging vervolgens ons kookwekkertje en sprongen we weer op de fiets.’
Duo ‘Château à vélo’ tijdens een tussenstop.
Hoe zwaar valt zo’n afstand?
Polman: ‘Zeventig kilometer voor het einde zat ik écht kapot.’
Klein Teeselink: ‘Ik werd eigenlijk steeds vrolijker!’
Polman: ‘Toen we eenmaal bij de Eiffeltoren aankwamen, was ik al helemaal klaar met Parijs. Op een 90 kilometer-weg schoten auto’s ons links en rechts voorbij. En de stad heeft stoplichten, maar er is niemand die zich eraan houdt. Na de finish was ik zo aan het vloeken, ik denk dat heel Frankrijk dat wel heeft meegekregen, haha. Die mentale strijd de laatste tientallen kilometers neem ik trouwens voor de rest van mijn leven mee.’
Klein Teeselink: ‘Gezien onze teamnaam, was onze conclusie: ja, er was zeker ijs in Parijs, maar daar had Harmen even helemaal geen zin in.’
Tot slot, hoe is het nu gesteld met de spierpijn?
Van Heijst: ‘We hadden veel erger verwacht, haha. Maar ondanks veel trainen op lange afstanden, voelen we zeker nog wel wat pijntjes. Vooral het zitvlak krijgt vijfhonderd kilometer lang veel te verduren.’
Polman: ‘Idem dito bij ons, je merkt dat zo’n rit een enorme aanslag is op je lichaam. Maar ik heb ontzettend veel zin om weer te gaan fietsen. Al is het beter om deze week nog even rustig aan te doen.’